201307868/2/R2.
Datum uitspraak: 19 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Wijkbelangen Scheepvaartkwartier/Het Nieuwe Werk, gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Scheepskwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de stichting beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 december 2013, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en ir. G.A.M. Poiesz, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kooren Shipbuilding and Trading B.V. (hierna: KST B.V.), vertegenwoordigd door mr. E. Lems, advocaat te Rotterdam, bijgestaan door [gemachtigde], en de naamloze vennootschap LSI Project Investment N.V., vertegenwoordigd door mr. M.J. Woodward, advocaat te Rotterdam, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet onder meer in de mogelijkheid om op de Westerkade een horecapaviljoen te vestigen.
Ontvankelijkheid
3. Het verzoek van de stichting is gericht tegen de vaststelling van het plan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 1 en het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 7-9. De raad betoogt dat het verzoek niet kan worden toegewezen nu de stichting in zoverre geen zienswijze naar voren heeft gebracht bij de raad. Voorts stelt de raad dat de stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt aangezien de stichting besloten heeft zichzelf na afloop van de procedure te ontbinden.
3.1. Voor zover de raad wijst op het voornemen van de stichting om de stichting te ontbinden, verwacht de voorzitter, reeds omdat dit nog slechts een voornemen betreft en nog geen datum voor de ontbinding bekend is, voorshands niet dat de Afdeling zal oordelen dat de stichting daardoor geen belang heeft bij het plan.
Gebleken is dat de stichting geen zienswijze tegen de bestreden plandelen met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" bij de raad naar voren heeft gebracht. Het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 1 is weliswaar gewijzigd vastgesteld, maar in zoverre is niet gebleken dat de stichting in een nadeliger positie is komen te verkeren, zodat het de stichting in zoverre kan worden verweten dat zij hieromtrent geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Voor zover in het vastgestelde plan, in afwijking van het ontwerpplan, de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" aan de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 7-9 is toegekend, is de stichting wel in een nadeliger positie komen te verkeren, zodat haar in zoverre redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij hieromtrent geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
Gelet op het voorgaande gaat de voorzitter er voorshands vanuit dat de Afdeling zal oordelen dat het beroep, voor zover gericht tegen het plandeel met de bestemming "Horeca" betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 1, niet-ontvankelijk is, zodat het verzoek in zoverre reeds hierom dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Horeca" betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 7-9, gaat de voorzitter er voorshands vanuit dat het beroep in zoverre in de bodemprocedure ontvankelijk zal worden verklaard, zodat de voorzitter in zoverre aanleiding ziet het verzoek inhoudelijk te behandelen.
Inhoudelijk
4. De stichting voert aan dat de raad ten onrechte geen ruimtelijke overweging aan het mogelijk maken van het gebruik van het horecapaviljoen aan de Westerkade voor kantoordoeleinden ten grondslag heeft gelegd. Volgens de stichting staat niet vast dat de ter plaatse mogelijk gemaakte horeca- en kantoorfunctie uitvoerbaar zijn, aangezien niet gebleken is dat daaraan behoefte bestaat. De stichting vreest dat daardoor het hele pand als kantoor in gebruik zal worden genomen, terwijl elders in de wijk voldoende kantoorruimte beschikbaar is. Voorts heeft de stichting aangevoerd dat het gebruik van het gebouw als kantoorruimte gepaard zal gaan met het afmeren van sleepboten aan de kade. Dit gebruik heeft volgens de stichting nadelige gevolgen voor het gebruik en het aanzicht van de historische Veerhaven. Daarnaast leidt het plan tot een aantasting van het uitzicht van de bewoners van achtergelegen panden, aldus de stichting.
4.1. In de verbeelding is weergegeven dat aan de gronden op de Westerkade ter hoogte van de Westerkade 7-9 de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor" is toegekend.
Ingevolge artikel 11, lid 11.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor horeca.
Ingevolge lid 11.1, onder c, is ter plaatse van de twee locaties met de functieaanduiding "kantoor" op een van beide locaties een horecapaviljoen toegestaan. In het horecapaviljoen is tevens een gebruik als kantoor toegestaan tot maximaal 40 m2 b.v.o., dit betreft het paviljoen aan de Westerkade.
4.2. Uit de planregels volgt dat het plan op de Westerkade een horecapaviljoen mogelijk maakt. Voorts mag het gebouw deels voor kantoordoeleinden worden gebruikt. Vaststaat voorts dat het geldende bestemmingsplan "Scheepskwartier" reeds voorziet in de mogelijkheid om een horecapaviljoen op de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 1 te vestigen. Het gebruik van het paviljoen als kantoor is op grond van dat plan niet toegestaan.
4.3. In het verweerschrift heeft de raad toegelicht dat het gebruik van het horecapaviljoen voor kantoordoeleinden is toegestaan met het oog op de verplaatsing van het bedrijf KST B.V. Dit bedrijf is thans elders gevestigd, maar dient, gelet op ruimtelijke ontwikkelingen op die locatie, te worden verplaatst, aldus de raad. Volgens de raad is voor een locatie op de Westerkade gekozen gelet op de specifieke bedrijfsactiviteiten van het bedrijf zijnde het verkopen van sleepboten. Ten aanzien van het betoog van de stichting dat elders voldoende kantoorruimte aanwezig is, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat verplaatsing van het bedrijf naar een dergelijke locatie, gelet op de specifieke activiteiten van het bedrijf, niet wenselijk is. De voorzitter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Nu het plan in zoverre met het oog op de verplaatsing van het bedrijf KST B.V. is vastgesteld, bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat geen behoefte bestaat aan de in het plan mogelijk gemaakte kantoorruimte. Ten aanzien van de vrees van de stichting dat het hele gebouw als kantoor zal worden gebruikt, wordt overwogen dat op grond van de planregels het gebruik van het gebouw voor kantoordoeleinden is beperkt tot 40 m2, zodat hiermee in verzekerd dat slechts een deel van het gebouw voor kantoordoeleinden mag worden gebruikt. Voorts biedt hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het afmeren van sleepboten aan de kade, als gevolg van de vestiging van KST B.V. ter plaatse, dusdanig nadelige gevolgen voor het gebruik van de kade en het water zal hebben dan wel een dusdanige aantasting van de historische Veerhaven zal veroorzaken, dat de raad daaraan bij de vaststelling van het plan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Ten aanzien van het betoog van de stichting dat het plan in zoverre leidt tot een aantasting van het uitzicht, stelt de voorzitter voorop dat geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aantasting van het uitzicht zodanig zal zijn dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter voorshands in hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca" en de aanduiding "kantoor", betreffende de gronden aan de Westerkade ter hoogte van Westerkade 7-9, niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2013
674.