ECLI:NL:RVS:2013:2655

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
201307629/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen De Hoge Brug, Taaiendijk en Sluisweg' en de mogelijkheid voor bedrijfsruimte

Op 24 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen Bramex Beuningen B.V. en de raad van de gemeente Heumen. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen De Hoge Brug, Taaiendijk en Sluisweg', dat op 27 juni 2013 door de raad is vastgesteld. Bramex heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid om een bedrijfsruimte te realiseren op haar gronden aan de Rijksweg 204 en 204a te Malden. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 3 december 2013, waarbij Bramex werd vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas en de raad door mr. M.P. Koeneman.

De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft, maar dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. Bramex had concrete plannen voor de realisatie van een bedrijfsruimte, maar de raad had deze plannen niet in het bestemmingsplan verwerkt. De Afdeling concludeerde dat het besluit van de raad in strijd was met artikel 3:1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), omdat de raad onvoldoende had gemotiveerd waarom de plannen van Bramex niet waren meegenomen.

De Afdeling verklaarde het beroep van Bramex gegrond en vernietigde het besluit van de raad voor zover het betreft het plandeel met de bestemming 'Wonen'. De raad werd opgedragen om binnen 26 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Bramex, die op € 944,00 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 318,00 moest worden vergoed.

Uitspraak

201307629/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bramex Beuningen B.V., gevestigd te Beuningen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Heumen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013, kenmerk 04.06 B3, heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen De Hoge Brug, Taaiendijk en Sluisweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Bramex beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2013, waar Bramex, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.P. Koeneman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bedrijventerreinen De Hoge Brug, Taaiendijk en Sluisweg en is conserverend van aard.
3. Bramex richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" betreffende haar gronden aan de Rijksweg 204 en 204a te Malden, omdat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid om daar een bedrijfsruimte te realiseren. Volgens Bramex had de raad de concrete bouwplannen voor de bedrijfsruimte bij het plan moeten betrekken en heeft de raad zijn besluit onvoldoende gemotiveerd.
4. De raad stelt dat het plan van Bramex ten tijde van het vaststellen van het bouwplan nog niet ver genoeg was om in de actualisatie van het plan te kunnen worden meegenomen. Dat zou volgens de raad leiden tot vertraging, waardoor de verplichting om voor 1 juli 2013 een bestemmingsplan vast te stellen niet zou worden gehaald. Wat betreft het verzoek van Bramex om toekenning van een bedrijvenbestemming aan de gronden, heeft de raad gesteld dat daarvoor, gelet op belangen van derden, een afzonderlijke procedure moet worden gevolgd.
5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen kan het, met het oog op een snelle actualisatie van verouderde bestemmingsplannen, aanvaardbaar zijn het uitgangspunt te hanteren om slechts concrete plannen in het bestemmingsplan te verwerken. De Afdeling acht het echter te vergaand om een bouwplan enkel na afgeronde besluitvorming daarover in een separate procedure als voldoende concreet aan te merken. In het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is een bestemmingsplan namelijk bij uitstek het ruimtelijke instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd en is dit kaderstellend voor verdere ruimtelijke besluitvorming.
Voor de beantwoording van de vraag of het plan van Bramex voldoende concreet was ten tijde van de vaststelling van het plan, is het volgende van belang. Bramex is sinds medio 2009 met het gemeentebestuur in gesprek over de ontwikkeling van deze gronden als bedrijfsruimte. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 augustus 2012 ingestemd met het opstarten van de procedure voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor het realiseren van de bedrijfsruimte. Het college was bereid medewerking te verlenen aan het bouwplan, waarbij de voorwaarde is gesteld van het aanleveren van een ruimtelijke onderbouwing. Ook heeft Bramex, in het kader van haar zienswijze van 27 maart 2013 over het ontwerpplan, verzocht om de door haar gewenste aanpassing van het ontwerpplan. Op 5 april 2013, derhalve vóór de vaststelling van het plan, heeft Bramex een aanvraag voor een omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van een bedrijfsruimte ingediend. Ten slotte heeft Bramex op 6 mei 2013 een ruimtelijke onderbouwing van de aangevraagde situatie overgelegd.
Naar het oordeel van de Afdeling kan uit de hiervoor besproken omstandigheden worden afgeleid dat sprake was van een voldoende concreet bouwplan waarover de raad in het kader van de vaststelling van het onderhavige plan een ruimtelijke afweging had kunnen maken. Het betoog slaagt.
6. In hetgeen Bramex heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dit betreft het plandeel met de bestemming "Wonen", betreffende de gronden aan de Rijksweg 204 en 204a te Malden, is genomen in strijd met artikel 3:1, eerste lid, van de Wro. Het beroep is gegrond, zodat het besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet, mede gelet op eventuele belangen van derden, geen aanleiding gevolg te geven aan het verzoek van Bramex om met toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de raad het gebrek te laten herstellen.
De Afdeling ziet wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heumen van 27 juni 2013, kenmerk 04.06 B3, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" betreffende de gronden aan de Rijksweg 204 en 204a te Malden;
III. draagt de raad van de gemeente Heumen op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het onder II genoemde plandeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Heumen tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bramex Beuningen B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Heumen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bramex Beuningen B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
458-803.