201303909/1/A3.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2013 in zaken nrs. 12/5518 en 12/5163 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 27 juni 2012 heeft de minister de onderscheiden aanvragen van [appellant] om inschrijving in het register van beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv) en verlenging van de plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst als tolk Nederlands - Papiamento afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 1 oktober 2012 heeft de minister de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2013 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2013, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. F. Kabbouti, werkzaam bij de Raad voor Rechtsbijstand, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers. Ingevolge artikel 2, derde lid, kan de minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal. De minister kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt. Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler. Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv. Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties. Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register beëdigde tolken en vertalers van 9 december 2008 (Stcrt. 2008, 250) heeft de minister de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch aangewezen als de instelling die de lijst bijhoudt, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wbtv (hierna: de uitwijklijst).
De raad heeft, ten tijde hier van belang, voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Stcrt. 2009, 68; hierna: Besluit inschrijving) vastgesteld. Volgens artikel 3 kan, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de raad in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de commissie. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen: • te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en • te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en • minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie c.q vertaalrichting en • scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
Voor de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst, ten tijde hier van belang, is het Besluit Uitwijklijst Wbtv van 22 december 2011 (Stcrt. 2012, 2640; hierna: Besluit uitwijklijst) vastgesteld. Volgens artikel 5 wordt een tolk of vertaler op de uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont: a. over havo/mbo (niveau 4) werk- en denkniveau te beschikken; b. de bron- en doeltaal op minimaal niveau B2 van het Europese referentiekader voor de Talen te beheersen; c. minimaal 20 opdrachten als tolk of vertaler te hebben verricht en d. minimaal 8 punten te behalen op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd en daarvan onderdeel uitmaakt. Volgens artikel 10 wordt een tolk of vertaler voor een periode van nogmaals drie jaar op de uitwijklijst geplaatst indien hij of zij aantoont: a. aan de voorwaarden genoemd in artikel 5 te voldoen, dan wel de voorwaarden zoals die gelden ten tijde van het indienen van het verzoek tot verlenging, en b. aan zijn of haar bijscholingsverplichting, zoals genoemd in de artikelen 5 en 7 van het Besluit permanente educatie Wbtv te hebben voldaan.
2. Op 24 januari 2009 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om te worden ingeschreven in het register als tolk Nederlands - Papiamento. Bij besluit van 4 juni 2009 heeft de minister deze aanvraag afgewezen.
3. Op 7 mei 2012 heeft [appellant] wederom een aanvraag ingediend om te worden ingeschreven in het register als tolk Nederlands - Papiamento. Tevens heeft hij op 24 mei 2012 een aanvraag ingediend om verlenging van de plaatsing op de uitwijklijst als tolk Nederlands - Papiamento.
4. De minister heeft aan de, in bezwaar gehandhaafde, afwijzing van de aanvraag van [appellant] om inschrijving in het register artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag gelegd, onder verwijzing naar het besluit van 4 juni 2009. Aan de, in bezwaar gehandhaafde, afwijzing van de aanvraag van [appellant] om plaatsing op de uitwijklijst heeft de minister ten grondslag gelegd dat hij niet voldoet aan de voorwaarden die artikel 5 van het Besluit uitwijklijst stelt voor verlenging van de plaatsing.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroepen ongegrond heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank teveel heeft gehandeld naar de letter van de wet en niet naar de geest ervan. Hij voldoet aan veel van de vereisten. Voorts liggen de vereisten voor het register en de uitwijklijst niet in elkaars verlengde, aldus [appellant] .
5.1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1) vloeit voort dat, indien een bestuursorgaan na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking neemt, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kan de bestuursrechter dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen toetsen. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan doen zich niettemin geen feiten of omstandigheden voor die een - hernieuwde - toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.
5.2. Om als tolk in het register te kunnen worden ingeschreven, is het noodzakelijk dat [appellant] aantoont dat hij aan alle in artikel 3 van de Wbtv genoemde vereisten voldoet. Daarvoor dient hij onder meer aan te tonen dat hij over hbo-werk- en denkniveau beschikt en het Papiamento op C1-niveau van het Europese referentiekader voor de Talen beheerst. De minister heeft de aanvraag van 24 januari 2009 afgewezen omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij aan de hiervoor vermelde vereisten voldoet. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat [appellant] met de door hem bij de aanvraag van 7 mei 2012 overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat hij alle in artikel 3 van de Wbtv genoemde competenties beheerst. Met de opmerking van [appellant] dat hij aan veel van de vereisten voldoet, weerspreekt hij niet dat hij niet aan alle vereisten voldoet. Dat is derhalve voor de Afdeling niet in geschil. Het betoog faalt.
5.3. Om de plaatsing op de uitwijklijst te verlengen is het noodzakelijk dat [appellant] aantoont dat hij voldoet aan alle vereisten die in artikel 5 van het Besluit uitwijklijst worden gesteld. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat [appellant] met door hem overgelegde stukken niet heeft aangetoond aan alle vereisten te voldoen. Gezien de opmerking van [appellant] dat hij aan veel van de vereisten voldoet, is daarmee ook niet in geschil dat hij niet aan alle vereisten voldoet. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de minister de verlenging van de inschrijving op de uitwijklijst terecht heeft geweigerd. Zij heeft hiermee ook een juiste uitleg aan de wet gegeven. Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
97-798.