ECLI:NL:RVS:2013:2565

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
201300784/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor motorrijtuigen door CBR na alcoholmisbruik

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 6 december 2012 zijn beroep ongegrond verklaarde. Het CBR had op 5 oktober 2011 het verzoek van [appellant] om een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op eerdere bevindingen van alcoholmisbruik, die in een rapport van 6 september 2008 waren vastgesteld. Het CBR had [appellant] verplicht om zich te laten keuren door een arts en psychiater, wat resulteerde in een rapport van 13 augustus 2011. Dit rapport concludeerde dat er geen sprake was van een recidiefvrije periode van één jaar, wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van de verklaring van geschiktheid.

Tijdens de zitting op 19 november 2013 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. J.C. van Eekeren, terwijl het CBR werd vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp. [appellant] betoogde dat het rapport van 13 augustus 2011 gebreken vertoonde en dat de diagnose alcoholmisbruik onvoldoende was onderbouwd. Hij voerde aan dat hij sinds 2008 geen alcohol meer had gebruikt en dat de recidiefvrije periode van één jaar was overschreden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het rapport van 13 augustus 2011 voldoende onderbouwd was en dat het CBR zich daarop had mogen baseren. De rechtbank had ook terecht overwogen dat de laboratoriumwaarden die in het rapport waren vastgesteld, niet konden worden weerlegd door de door [appellant] overgelegde bloedonderzoeken. De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201300784/1/A1.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 6 december 2012 in zaak nr. 12/1723 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (voorheen: de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen; hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2011 heeft het CBR het verzoek van [appellant] afgewezen om een verklaring van geschiktheid af te geven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B.
Bij besluit van 29 februari 2012 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 november 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. J.C. van Eekeren, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] is in 2008 aangehouden op verdenking van rijden onder invloed. Naar aanleiding daarvan heeft het CBR [appellant] verplicht mee te werken aan een onderzoek naar de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor zijn rijbewijs is afgegeven. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 6 september 2008. Hierin is de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld. Het CBR heeft op grond van die diagnose het rijbewijs van [appellant] bij besluit van 27 november 2008 ongeldig verklaard. Dit besluit is in rechte onaantastbaar.
2. Naar aanleiding van de wens van [appellant] om zijn rijbewijs te vernieuwen, heeft [appellant] het CBR verzocht om een verklaring van geschiktheid af te geven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie B. Hierop heeft het CBR gevorderd dat [appellant] zich laat keuren door J. Doets, arts, en I. Hernandez-Dwarkasing, psychiater. Dit onderzoek, waarvan een bloedonderzoek deel heeft uit gemaakt, heeft op 13 augustus 2011 plaatsgevonden. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 13 augustus 2011 (hierna: het rapport). De conclusie van het rapport luidt dat ten aanzien van het alcoholmisbruik in ruime zin geen sprake is van een recidiefvrije periode van één jaar. Het CBR heeft deze conclusie aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft vervolgens de resultaten van op zijn initiatief verrichte bloedonderzoeken van 21 oktober 2008, 27 mei 2011 en 17 november 2011 overgelegd. Volgens deze resultaten lagen zijn bloedwaarden van MCV en Gamma-GT binnen de normaalwaarden.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het rapport van 13 augustus 2011 zodanige gebreken vertoont dat het CBR zich daar bij zijn besluitvorming niet op heeft mogen baseren. Hij voert daartoe aan dat in het rapport de uitkomst van het rapport van 6 september 2008 is overgenomen. Verder voert hij aan dat de diagnose alcoholmisbruik onvoldoende is onderbouwd, nu deze diagnose uitsluitend is gebaseerd op de laboratoriumuitslagen en niet op de uitslagen van het psychiatrisch en lichamelijk onderzoek. Voorts voert [appellant] aan dat er bij hem geen sprake is van tolerantie voor alcohol of alcoholmisbruik. Hij verwijst hierbij naar de resultaten van op zijn initiatief verrichte bloedonderzoeken, een brief van huisarts S. Haze van 13 april 2013 en een brief van internist G.P. Verburg van 6 december 2011. Verder voert [appellant] aan dat hij sinds 2008 geen alcohol meer heeft gebruikt en de recidiefvrije periode van één jaar ruimschoots is overschreden.
3.1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag, alsmede op in dit hoofdstuk vastgestelde wijze, en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 101, eerste lid, aanhef en onder a, is het CBR bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft.
Ingevolge artikel 102, eerste lid, wordt door de aangewezen arts of artsen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van de keuring, bedoeld in artikel 101, eerste lid aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Volgens paragraaf 8.8. "Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)" van die bijlage is voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring — op basis van een specialistisch rapport — geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 juni 2013 in zaak nr. 201208804/1/A3), bestaat in een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik is gesteld, slechts aanleiding om een weigering een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in het rijbewijzenregister te registreren niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
3.3. In het rapport is onder meer het volgende vermeld:
"Bij het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek werden geen afwijkingen gevonden. Betrokkene heeft een verhoogd MCV en Gamma-GT van resp. 102 fL en 55U/L, hetgeen een aanwijzing kan zijn voor overmatig alcoholgebruik. Aangezien bij verder onderzoek geen andere oorzaken te vinden zijn voor de verhoogde waarden en betrokkene bij het vorige onderzoek eveneens deze verhoogde waarden vertoonde (MCV 102fL en Gamma-GT 58U/L), lijkt het zeer aannemelijk dat de verhoging is veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik. Betrokkene weet dat het een alcoholonderzoek betreft, waarbij de consequentie kan zijn dat het rijbewijs niet verkregen wordt wanneer er sprake is van overmatig alcoholgebruik. Er is desondanks sprake van voortdurend gebruik van alcohol, hetgeen een aanwijzing vormt voor alcoholmisbruik. Gezien de laboratoriumuitslag is er een grote waarschijnlijkheid dat er sprake is van overmatig alcoholgebruik en is betrokkene kennelijk niet in staat om hiermee te stoppen of te minderen. Gezien het verhaal van betrokkene is er zeer waarschijnlijk sprake van onderrapportage ten aanzien van het alcoholgebruik."
In het rapport wordt vervolgens geconcludeerd dat er geen sprake is van een recidiefvrije periode van één jaar met betrekking tot alcoholmisbruik.
3.4. [appellant] betoogt tevergeefs dat in het rapport de uitkomst van het rapport van 6 september 2008 is overgenomen. In het rapport staat dat bij [appellant] een verhoogde MCV waarde van 102 fL en een verhoogde Gamma-GT waarde van 55U/L zijn aangetroffen. Deze Gamma-GT waarde verschilt van de waarde die ten grondslag is gelegd aan de conclusie van het rapport van 6 september 2008. Toen is bij [appellant] een verhoogde Gamma-GT waarde van 58U/L aangetroffen.
3.5. Verder betoogt [appellant] tevergeefs dat de diagnose alcoholmisbruik in het rapport onvoldoende is onderbouwd.
Die diagnose is gebaseerd op de laboratoriumwaarden en de voorgeschiedenis van [appellant], bestaande uit de eerdere ongeldigverklaring van het rijbewijs op grond van de diagnose "alcoholmisbruik". Naar aanleiding van het betoog van [appellant] dat hij zich destijds niet kon vinden in die diagnose, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat dat er niet toe leidt dat die eerdere diagnose niet in het huidige onderzoek mocht worden betrokken. [appellant] heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van 27 november 2008 tot ongeldig verklaring van zijn rijbewijs, waaraan de diagnose alcoholmisbruik ten grondslag ligt, zodat dat besluit nu in rechte onaantastbaar is.
Voorts heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de laboratoriumwaarden ten grondslag mochten worden gelegd aan de conclusie van het rapport dat bij [appellant] geen sprake is van een recidiefvrije periode van één jaar. Bij [appellant] zijn MCV en Gamma-GT waarden vastgesteld die de referentiewaarden overschrijden. Gesteld noch gebleken is dat die overschrijding een andere oorzaak heeft dan alcoholmisbruik. [appellant] verwijst in dat verband tevergeefs naar de op zijn initiatief uitgevoerde bloedonderzoeken. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat uit die bloedonderzoeken geen afwijkende waarden zijn gebleken, onverlet laat dat daarvan wel is gebleken tijdens het bloedonderzoek op 13 augustus 2011. Voorts verwijst [appellant] eveneens tevergeefs naar de door hem overgelegde brieven van de huisarts en de neuroloog. In deze brieven wordt verwezen naar de resultaten van de op initiatief van [appellant] uitgevoerde bloedonderzoeken. De in het rapport neergelegde laboratoriumwaarden worden evenwel niet weersproken en uit de brieven blijkt niet dat alcoholmisbruik als oorzaak voor de afwijkende bloedwaarden is uit te sluiten.
3.6. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat niet gebleken is dat het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming in zodanige mate gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. Het CBR heeft het rapport derhalve aan zijn standpunt ten grondslag mogen leggen dat bij [appellant] geen sprake is van een recidiefvrije periode van één jaar. Gelet daarop faalt het betoog van [appellant] dat hij sinds 2008 geen alcohol meer heeft gebruikt en hij de recidiefvrije periode van één jaar ruimschoots heeft overschreden.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
543.