201211271/1/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B.V., gevestigd te Oostelbeers, gemeente Oirschot,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Oirschot,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2010 heeft de gemeenteraad van Oirschot (hierna: de raad) besloten de aanvraag van Hoevarko tot herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied, Correctieve herziening 2003" voor het perceel Langereijt 37 bij Oostelbeers af te wijzen.
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) het door Hoevarko hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Hoevarko beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Hoevarko heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2013, waar Hoevarko, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Rotman en M. Stoffels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het besluit tot afwijzing van de aanvraag tot herziening van voormeld bestemmingplan is in overeenstemming met artikel 3.9, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) genomen door de raad.
Het besluit op de daartegen gerichte bezwaren is echter door het college genomen. Uit artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) volgt dat het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen op grondslag van de daartegen gerichte bezwaren een heroverweging van het primaire besluit moet maken. Daaruit volgt dat bij de afwijzing van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.9 van de Wro de raad en niet het college gehouden is een besluit te nemen op de bezwaren en de afwijzing dient te heroverwegen. Dat in de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2013, in zaaknr 201205810/1/R2, is geoordeeld dat artikel 10:3 van de Awb zich niet verzet tegen het mandateren van de bevoegdheid tot het afwijzen van een aanvraag aan het college betekent niet dat, nog daargelaten dat hier niet is gebleken van mandaat, het college op de bezwaren had mogen beslissen. De Afdeling stelt vast dat het college in dit geval niet bevoegd was tot het nemen van het besluit op bezwaar. Dit is overigens desgevraagd door het college erkend. Gelet op het voorgaande is het besluit op bezwaar onbevoegd genomen en dient dit besluit te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3.9, tweede lid, van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
2. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand te laten. Daarbij is van belang dat de Afdeling het beroep van Hoevarko tegen het besluit op bezwaar van 18 september 2012, waarbij het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant de weigering van de in dit geval vereiste ontheffing heeft gehandhaafd, bij uitspraak van heden, in zaaknr. 201210209/1/R3, ongegrond heeft verklaard. Voorts is van belang dat de inmiddels in werking getreden Verordening ruimte 2012 voorziet in een gelijkluidend verbod op nieuwvestiging van een intensieve veehouderij in een landbouwontwikkelingsgebied, zodat de thans geldende provinciale algemene regels eveneens in de weg staan aan de vaststelling van een plan dat in het door Hoevarko gewenste gekoppelde bouwblok op het perceel Langereijt 37 zou voorzien.
3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oirschot van 23 oktober 2012;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oirschot tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oirschot aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoevarko B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
459-605.