201301028/1/R2.
Datum uitspraak: 24 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Het Gelders Gedistilleerd Museum, gevestigd te Nijmegen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen Centrum - Stationsomgeving" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2013, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en J.M.F. Janssens, en de raad, vertegenwoordigd door ir. M. Muntjewerff en B. Overes, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de stichting, bij brief van 6 november 2013, een nader stuk ingediend. Hierop heeft de raad, bij brief van 14 november 2013, gereageerd. Dit stuk is aan de stichting toegezonden. Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting. Op 21 november 2013 heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. De stichting kan zich niet verenigen met de bestemming "Gemengd-1 (GD-1)" die is vastgesteld voor haar perceel Graafseweg 122 te Nijmegen. Deze bestemming biedt niet de door haar gewenste mogelijkheid om het perceel tevens voor wonen te gebruiken. De stichting volgt de raad niet in zijn standpunt dat dit gebruik zonder onderzoek naar de aspecten geluid en externe veiligheid niet mogelijk is. Op het naastgelegen perceel Graafseweg 126 is wonen namelijk wel toegestaan, terwijl dat perceel dichter bij het spoor ligt dan haar eigen perceel. Daarnaast heeft de raad tevens anderssoortige woonfuncties, namelijk maatschappelijke voorzieningen, voor haar eigen perceel toegestaan. De raad heeft volgens de stichting, mede gezien het door haar overgelegde rapport van Akoestisch Buro Tideman van 3 oktober 2013, onvoldoende onderzocht of aan het perceel Graafseweg 122 de bestemming "Gemengd-2 (GD-2)", waarbinnen ook wonen is toegestaan, kan worden toegekend.
2.1. De raad acht het niet gewenst om het perceel te bestemmen voor "Gemengd-2 (GD-2)", omdat gronden met die bestemming - ten opzichte van de bestemming "Gemengd-1 (GD-1)" - tevens voor wonen mogen worden gebruikt. Eventuele toekomstige woning(en) op dit perceel acht de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Hij stelt dat de woonkwaliteit ter plaatse matig is. Ter zitting heeft de raad in dit verband ook toegelicht dat niet aan de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2009" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) wordt voldaan. Daarnaast ligt het perceel op een achterterrein en in een spoorkuil. Het perceel Graafseweg 126 is wel voor wonen bestemd, omdat het gaat om een reeds bestaande situatie, aldus de raad.
2.2. In het voorgaande plan "Nijmegen West II" uit 1978 was het perceel Graafseweg 122 bestemd voor "Spoorwegen". Ten behoeve van het gebruik van de voormalige loods van de Nederlandse Spoorwegen als museumdistilleerderij is in 2001 vrijstelling verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel een museum is gevestigd en dat het perceel niet wordt gebruikt ten behoeve van het wonen.
In de verbeelding van het voorliggende plan rust op het desbetreffende perceel de bestemming "Gemengd-1 (GD-1)".
Ingevolge artikel 1, lid 1.59, van de planregels wordt onder maatschappelijke voorzieningen verstaan: het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, onder a, zijn de gronden onder meer bestemd voor cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, onder a, zijn de voor "Gemengd-2 (GD-2)" aangewezen gronden onder meer bestemd voor cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
2.3. Aan de hand van de verbeelding stelt de Afdeling vast dat het bouwvlak voor het pand Graafseweg 122 op ongeveer 1 m van de bestemming "Verkeer (V)", met de aanduiding "railverkeer (rv)" is gelegen, alwaar het spooremplacement is gesitueerd. Ingevolge de VNG-brochure is voor spoorwegrangeerterreinen, in verband met zowel het aspect geluid als het aspect gevaar, een minimale richtafstand van 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk opgenomen. Voorts is ten aanzien van zowel de aspecten geur als stof een richtafstand van 30 m opgenomen. Evident is dat aan de richtafstanden uit de VNG-brochure niet wordt voldaan. De VNG-brochure is voor de raad in beginsel een passend hulpmiddel om op een verantwoorde manier tot milieuzonering tussen bedrijvigheid en woonfuncties te komen. Niet valt in te zien waarom de raad vanwege de omstandigheid dat in de omgeving van het emplacement reeds vele gevoelige functies aanwezig zijn, ervan af had moeten zien om de VNG-brochure toe te passen. De door de stichting gewenste functie betreft immers het toevoegen van een nieuwe woonfunctie, waarop de VNG-brochure juist betrekking heeft. Gelet op het niet voldoen aan de richtafstanden ter plaatse van Graafseweg 122 heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de kwaliteit van het woonklimaat ter plaatse matig is. In het overgelegde rapport van Akoestisch Buro Tideman ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarin wordt aan de hand van richtwaarden uit de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening aangegeven waarom in dit geval sprake zou zijn van een goed woon- en leefklimaat. Wat daarvan verder ook zij ten aanzien van het aspect geluid, dit biedt geen beargumentering wat betreft de richtafstanden voor de hinderaspecten gevaar, geur en stof.
Overigens acht de Afdeling niet onredelijk dat de raad bij zijn oordeel heeft betrokken dat het perceel op een achterterrein is gelegen en derhalve, zoals ter zitting is gesteld, niet goed op de openbare weg kan worden ontsloten.
Wat betreft het betoog dat de raad ter plaatse wel maatschappelijke woonfuncties heeft toegestaan en deze kennelijk wel ruimtelijk aanvaardbaar heeft geacht, wordt overwogen dat dergelijke woonfuncties - anders dan de stichting stelt - op dit perceel niet zijn toegestaan indien deze nieuw worden toegevoegd. In dit verband is van belang dat het perceel mede is aangeduid als "veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen", waarbinnen nieuwe zeer kwetsbare objecten niet zijn toegestaan. De stichting heeft haar stelling dat er maatschappelijke onzelfstandige woonvormen denkbaar zijn die niet als zeer kwetsbaar object dienen te worden aangemerkt, niet aannemelijk gemaakt.
Het betoog faalt.
2.4. Wat betreft het betoog dat aan het perceel niettemin een woonfunctie dient te worden toegekend op grond van het gelijkheidsbeginsel, overweegt de Afdeling als volgt. Ten aanzien van de door de stichting gemaakte vergelijking met het perceel Graafseweg 126 staat vast dat dit perceel in het plan "Nijmegen West II" uit 1978 was bestemd als "Eengezinshuizen in gesloten bebouwing". In het voorliggende plan is dit perceel bestemd voor "Wonen (W)". De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie wat betreft het perceel Graafseweg 126 verschilt van de aan de orde zijnde situatie. Beide percelen grenzen weliswaar aan de gronden met de bestemming "Verkeer (V)" en de aanduiding "railverkeer (rv)", alwaar het spooremplacement is gelegen, maar ter plaatse van het perceel Graafseweg 126 gaat het, anders dan bij het perceel Graafseweg 122, om een reeds bestaande woonfunctie. In hetgeen de stichting heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door de stichting genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
2.5. De raad heeft zich gelet op het overwogene in 2.3 en 2.4 in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het mede bestemmen van het perceel Graafseweg 122 voor een woonfunctie zich niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening. Hij behoefde reeds hierom niet de bestemming "Gemengd-2" aan de desbetreffende gronden toe te kennen. Gelet daarop behoeft het betoog van de stichting dat geen sprake is van een beperking van de geluidruimte van ProRail, de vergunninghouder van het spooremplacement, geen bespreking meer.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Konings
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2013
612.