201304005/2/A4.
Datum uitspraak: 5 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kiwa Nederland B.V., gevestigd te Rijswijk,
verzoekster,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2012 heeft de staatssecretaris aan Kiwa een last onder dwangsom opgelegd wegens het overtreden van artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit.
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de staatssecretaris het door Kiwa hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Kiwa beroep ingesteld.
Kiwa heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 juni 2013, waar Kiwa, vertegenwoordigd door ing. W. van Vreeswijk, mr. J.M. Kriek en ing. J. Keijzer, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers, ing. H.H. Bultena en mr. A.C.A. de Cock, allen werkzaam bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit is het verboden een werkzaamheid uit te voeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument.
3. Aan de oplegging van de last onder dwangsom heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat Kiwa bij het uitvoeren van een initiële audit niet heeft voldaan aan de in paragraaf 4 van de beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 7500 en hoofdstuk 6 van protocol SIKB 7510 gestelde eisen.
Bij het besluit van 6 december 2012 heeft de staatssecretaris Kiwa gelast om herhaling van de overtreding van artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit te voorkomen door uitsluitend werkzaamheden uit te voeren conform de daarvoor geldende normdocumenten, te weten paragraaf 4 van de BRL SIKB 7500 en hoofdstuk 6 van protocol SIKB 7510. Daarin is onder meer bepaald dat alle bewerkingslocaties bezocht moeten worden, voorgeschreven hoeveel tijd per locatie besteed moet worden en bepaald dat moet worden getoetst of de te certificeren werkzaamheden worden gedekt door een omgevingsvergunning.
4. Kiwa stelt dat de staatssecretaris niet bevoegd is om wegens overtreding van de BRL SIKB 7500 en protocol SIKB 7510 handhavend op te treden jegens een certificeringsinstelling, waaronder Kiwa. Voor het geval de staatssecretaris wel bevoegd zou zijn om handhavend op te treden, stelt zij dat de staatssecretaris een onjuiste uitleg geeft aan paragraaf 4 van de BRL SIKB 7500 en hoofdstuk 6 van protocol SIKB 7510. Volgens Kiwa is haar werkwijze bij de certificering van bedrijven niet in strijd met die normdocumenten, zodat zij artikel 18 van het Besluit bodemkwaliteit niet heeft overtreden.
Zij heeft de voorzitter verzocht om schorsing van het besluit van 6 december 2012 om te voorkomen dat zij, vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak, ingrijpende maatregelen moet treffen en haar reeds lange tijd gehanteerde werkwijze, die volgens haar gebruikelijk is binnen de gehele branche, aan moet passen om geen dwangsommen te verbeuren. Zij voert aan dat zij, zou zij haar werkwijze aanpassen in de door de staatssecretaris gewenste zin, meer uren en derhalve meer kosten in rekening moet brengen bij haar klanten waardoor zij mogelijk klanten zal verliezen. Zij wijst er voorts op dat, zou de staatssecretaris bevoegd zijn jegens haar handhavend op te treden wegens overtreding van bepaalde eisen in de normdocumenten BRL SIKB 7500 en protocol SIKB 7510, hij tevens bevoegd zou zijn handhavend op te treden wegens overtreding van de in de vele andere normdocumenten gestelde eisen. Indien zij moet voldoen aan alle eisen in alle normdocumenten, heeft dat zeer grote gevolgen voor haar bedrijfsvoering, aldus Kiwa.
4.1. De vraag naar de bevoegdheid van de staatssecretaris om wegens overtreding van de BRL SIKB 7500 en protocol SIKB 7510 handhavend op te treden jegens een certificeringsinstelling en de vraag naar de uitleg en reikwijdte van paragraaf 4 van de BRL SIKB 7500 en hoofdstuk 6 van protocol SIKB 7510 lenen zich niet voor beantwoording in deze procedure. Dit zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden.
4.2. Vaststaat dat de huidige werkwijze bij Kiwa, waartegen de staatssecretaris bij het besluit van 6 december 2012 handhavend is opgetreden, reeds lange tijd de praktijk is bij Kiwa. Voorts is aannemelijk geworden dat het veranderen van die werkwijze teneinde aan de last te voldoen, verstrekkende consequenties heeft voor de bedrijfsvoering van Kiwa. Gelet daarop heeft Kiwa een zeer groot belang bij het nog niet vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak hoeven aanpassen van haar werkwijze. De voorzitter acht het belang van Kiwa bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak schorsen van het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom, groter dan het belang van de staatssecretaris bij handhaving voordat uitspraak in de hoofdzaak is gedaan.
Na afweging van de betrokken belangen ziet de voorzitter dan ook aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Nu de opgegeven verletkosten niet zijn onderbouwd, is het bedrag daarvoor forfaitair vastgesteld op € 42,00.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 maart 2013, kenmerk 57673, en het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 6 december 2012, kenmerk 57673;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kiwa Nederland B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 538,24 (zegge: vijfhonderdachtendertig euro en vierentwintig cent), waarvan € 472,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kiwa Nederland B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2013
457-687.