ECLI:NL:RVS:2013:2519

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
201308160/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Torensteepolder te Cromstrijen

Op 2 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Cromstrijen het bestemmingsplan "Torensteepolder" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Numansdorp, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 2 december 2013 ter zitting behandeld. Verzoeker is van mening dat het plan in strijd is met de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, omdat het de aanleg van een nieuwe weg mogelijk maakt achter zijn woning, buiten de bebouwingscontour. De raad stelt dat de weg een regionale verbindingsweg betreft en dus niet in strijd is met de Verordening Ruimte.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de gronden waarop de ontsluitingsweg mogelijk is gemaakt, buiten de bebouwingscontour liggen, wat in strijd is met de Verordening Ruimte. De voorzitter heeft twijfels over de classificatie van de ontsluitingsweg en of deze als regionale verbindingsweg kan worden aangemerkt. De procedure leent zich niet voor een definitieve beantwoording van deze vraag, maar de voorzitter ziet aanleiding om de voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het besluit van de raad van de gemeente Cromstrijen geschorst voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer" en heeft de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is gedaan op 13 december 2013.

Uitspraak

201308160/2/R2.
Datum uitspraak: 13 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Numansdorp, gemeente Cromstrijen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Cromstrijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2013, kenmerk 13105114, heeft de raad het bestemmingsplan "Torensteepolder" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 december 2013, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J. Huut, M.C.L. van de Venne, D. van de Rijdt, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door S. Meijerrink, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de vennootschap onder firma Midstate v.o.f., vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een nieuw woongebied aan de zuidzijde van Numansdorp en de realisatie van de daarbij behorende infrastructuur.
3. [verzoeker] heeft bezwaar tegen de vaststelling van het plan voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer" betreffende de gronden gelegen tussen de Schuringsedijk en de Wethouder van der Veldenweg. Hij stelt zich op het standpunt dat de raad hiermee ten onrechte aan de achterzijde van zijn woning de aanleg van een nieuwe weg mogelijk heeft gemaakt. [verzoeker] voert aan dat het plan in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (hierna: Verordening Ruimte) is vastgesteld aangezien de weg buiten de bebouwingscontour, zoals vastgesteld in de Verordening Ruimte, mogelijk wordt gemaakt. Volgens [verzoeker] voorziet het plan daardoor in strijd met de Verordening Ruimte ter plaatse in verstedelijking.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in zoverre niet in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte is vastgesteld aangezien de weg een regionale verbindingsweg betreft, waardoor geen sprake is van verstedelijking. Hierbij wijst de raad op de regionale Structuurvisie Hoekse Waard.
3.2. In de verbeelding is weergegeven dat aan de gronden aan de achterzijde van de woning van [verzoeker] gelegen tussen de Schuringsedijk en de Wethouder van der Veldenweg de bestemming "Verkeer" is toegekend.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden.
3.3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte sluiten bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.
Ingevolge artikel 1, vijfde lid, wordt in deze regeling en de daarop berustende bepalingen verstaan onder stedelijke functies: woonfuncties en daaraan verbonden functies […] en de daarbij behorende infrastructuur.
3.4. Vaststaat dat de gronden waarop de ontsluitingsweg mogelijk is gemaakt, gelegen zijn buiten de bebouwingscontour als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte. Ingevolge dit artikel is nieuwvestiging van stedelijke functies buiten de bebouwingscontour niet toegestaan. Uit artikel 1, vijfde lid, van de Verordening Ruimte volgt dat in de verordening onder stedelijke functies wordt verstaan woonfuncties en de daarbij behorende infrastructuur. In de toelichting bij de Verordening Ruimte is vermeld dat daaronder wordt verstaan de lokale interne infrastructuur. Blijkens de toelichting vallen verbindingen tussen stedelijke gebieden niet onder het begrip stedelijke functie, maar een lokale rondweg dient wel binnen het stedelijk gebied te worden gerealiseerd, voor een (boven)regionale verbinding geldt die eis blijkens de toelichting niet.
De voorzitter ziet zich aldus voor de vraag gesteld of de in het plan voorziene ontsluitingsweg als een in de toelichting van de Verordening Ruimte genoemde regionale verbindingsweg of als een rondweg dient te worden aangemerkt. In de Verordening Ruimte noch in de toelichting daarop is een omschrijving gegeven van deze begrippen. Op voorhand acht de voorzitter niet duidelijk of het plan in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte is vastgesteld. De onderhavige procedure leent zich niet voor beantwoording van deze vraag. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de weg gelegen is aansluitend aan stedelijk gebied en blijkens de toelichting zal worden ingericht als een lokale ontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. Voor zover de raad erop heeft gewezen dat de Wethouder van der Veldenweg, waarop de ontsluitingsweg zal aansluiten, in de regionale Structuurvisie Hoeksche Waard is opgenomen als een regionale weg, volgt daaruit niet dat de ontsluitingsweg daarmee ook als een regionale verbindingsweg in de zin van de Verordening Ruimte dient te worden aangemerkt. In dit kader heeft [verzoeker] gewezen op het ontwerp uitvoeringsprogramma 2010-2014 van de Structuurvisie Hoeksche Waard, waarin de ontsluitingsweg als een randweg is aangeduid. Voorts maakt de omstandigheid dat het college van gedeputeerde staten ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Verkeer" betreffende de gronden achter de woning van [verzoeker], geen aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, aan de raad heeft gegeven, niet dat het plan in zoverre in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, van de Verordening Ruimte is vastgesteld. Bovendien heeft het college van gedeputeerde staten in een brief van 7 november 2012 te kennen gegeven te twijfelen aan de vraag of de ligging van de weg buiten de bebouwingscontour in overeenstemming met de Verordening Ruimte is.
Voor beantwoording van de vraag of deze grond gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht niet zou kunnen leiden tot vernietiging van het bestemmingsplan, leent deze procedure zich evenmin. Deze vraag zal derhalve eveneens in de bodemprocedure beantwoord moeten worden. Op voorhand ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het relativiteitsvereiste in zoverre aan vernietiging van het bestemmingsplan in de weg staat. Gelet op het voorgaande behoeven de overige gronden geen bespreking.
4. De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande in afwachting van de bodemprocedure aanleiding om de hierna volgende voorlopige voorziening te treffen.
5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van de opgegeven kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt overwogen dat deze kosten ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in beginsel in aanmerking komen voor vergoeding. Nu echter het verzoekschrift door [verzoeker] zelf is ingediend en ook overige proceshandelingen niet zijn uitgevoerd door een als derde aan te merken beroepsmatige rechtshulpverlener, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Cromstrijen van 2 juli 2013, kenmerk 13105114, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer" betreffende de gronden gelegen tussen de Schuringsedijk en de Wethouder van der Veldenweg;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Cromstrijen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 15,08 (zegge: vijftien euro en acht cent);
III. gelast dat de raad van de gemeente Cromstrijen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhill, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2013
674.