ECLI:NL:RVS:2013:2518

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
201307711/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Zeewaardig

Op 10 december 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Zeewaardig". Dit bestemmingsplan werd op 27 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Noordwijk. Tegen dit besluit hebben Palace Hotel Holland B.V. en een verzoeker beroep ingesteld, waarbij zij tevens vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 19 november 2013 ter zitting behandeld, waar de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder de raad van de gemeente Noordwijk en de derde-belanghebbende Blush B.V.

De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek van de verzoekers zich richt tegen de planregeling voor het perceel De Grent 4, waar horeca tot en met categorie 3 is toegestaan. Verzoekers vrezen dat deze uitbreiding van gebruiksmogelijkheden zal leiden tot geluidoverlast. De raad heeft echter gesteld dat de huidige horecagelegenheid recht doet aan eerdere vergunningen en het feitelijke gebruik van het pand. De voorzitter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor de verzoekers, aangezien het huidige gebruik van het pand niet zal veranderen en er geen onomkeerbare gevolgen zijn te verwachten.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de exploitanten van het pand niet voornemens zijn hun huidige exploitatie te wijzigen en dat de verzoekers geen bezwaren hebben tegen het huidige gebruik, mits de geluidsnormen worden nageleefd. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201307711/2/R4.
Datum uitspraak: 10 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Palace Hotel Holland B.V., gevestigd te Noordwijk, en [verzoeker], wonend te Noordwijk,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Zeewaardig" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Palace Hotel Holland B.V. en [verzoeker] beroep ingesteld.
Zij hebben tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad, Palace Hotel Holland B.V. en [verzoeker], alsmede Blush B.V., derdebelanghebbende, hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 november 2013, waar Palace Hotel Holland B.V. en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. I. Haverkate, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. de Jong, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Blush, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Leiden.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Nu geen twijfel bestaat over de ontvankelijkheid van het beroep en verzoek van [verzoeker] en daarom inhoudelijk op het verzoek zal worden ingegaan, ziet de voorzitter op dit moment geen aanleiding voor een beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van Palace Hotel Holland B.V.
3. Het verzoek is gericht tegen de planregeling voor het perceel De Grent 4, voor zover daarbij horeca tot en met categorie 3 is toegestaan. Verzoekers stellen dat daarmee een zwaardere horeca-categorie is toegestaan ten opzichte van het vorige plan en derhalve de gebruiksmogelijkheden worden uitgebreid, terwijl uit de nota beantwoording zienswijzen blijkt dat niet is beoogd een zwaardere horeca-categorie toe te staan, maar het feitelijke gebruik te bestemmen. Volgens verzoekers had horeca categorie 2 moeten worden toegekend hetgeen overeenkomt met het feitelijke gebruik en hetgeen het vorige plan toestond. Verzoekers vrezen dat de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden leidt tot geluidoverlast vanwege harde muziek en overlast vanwege de toename van het aantal bezoekers en verkeersbewegingen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat horeca-categorie 3 recht doet aan de bij besluit van 7 januari 1992 (lees 1993), kenmerk 1992/155, verleende vrijstelling en bouwvergunning voor de verbouw van de woning op perceel De Grent 4 tot grand-café, alsmede aan de afspraken vastgelegd in de notariële akte van 15 juli 1993 voor het gebruik van het pand De Grent 4 als grand-café. Tevens wordt daarmee recht gedaan aan het feitelijke gebruik van het pand De Grent 4 als loungebar en restaurant. De raad wijst er in dit verband op dat een horecavergunning is verleend voor "het uitoefenen van het café-bedrijf" dat in de Drank- en Horecawet inmiddels is vervangen door het begrip "horecabedrijf". Daaronder wordt verstaan de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. De verleende vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet verwijzen naar de notariële akte van 15 juli 1993, aldus de raad.
In het bestemmingsplan "Noordwijk aan Zee-Centrum e.o.", vastgesteld op 25 maart 1997, is aan het perceel de bestemming "Horeca (H)" en volgens de raad abusievelijk slechts de aanduiding "restaurant/cafetaria (r)" toegekend. Volgens de raad had, gelet op de verleende bouwvergunning en vrijstelling, alsmede op de notariële akte, tevens de aanduiding "café/bar (c)" moeten worden toegekend. Het gebruik van het pand als grand-café kon evenwel worden voortgezet onder het overgangsrecht van dat plan. Nu met de toekenning van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" aan het perceel in het onderhavige plan is aangesloten bij het bestaande, legale gebruik is de raad van mening dat geen spoedeisend belang is gemoeid met het verzoek.
3.2. De voorzitter stelt vast dat in 1993 vrijstelling en bouwvergunning zijn verleend voor de verbouw van de woning op perceel De Grent 4 tot grand-café, waarbij in de notariële akte van 15 juli 1993, voor zover thans van belang, is vastgelegd dat onder een grand-café wordt verstaan: "een horecagelegenheid gericht op het verstrekken van dranken en maaltijden in een rustige atmosfeer. Er is geen dansvloer en er wordt slechts achtergrondmuziek ten gehore gebracht. Het publiek maakt in hoofdzaak gebruik van stoelen en tafels".
In het bestemmingsplan "Noordwijk aan Zee-Centrum e.o." is aan het perceel de bestemming "Horeca (H)" en de aanduiding "restaurant/cafetaria (r)" toegekend.
Ingevolge artikel 1, onder 27, van de voorschriften behorende bij dat plan wordt onder restaurant/cafetaria verstaan een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.
Ingevolge dat planvoorschrift wordt onder café/bar verstaan een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalakkommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is.
In het onderhavige plan is aan het perceel de bestemming "Horeca" en de aanduiding "horeca t/m horecacategorie 3" toegekend.
Ingevolge artikel 1.33 van de planregels wordt verstaan onder horeca categorie 2 restaurant/cafetaria een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.
Onder horeca categorie 3 café/bar wordt verstaan een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is.
3.3. Gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval is de voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het plan voorziet in een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het in 1993 vergunde gebruik van het pand als grand-café en ten opzichte van het huidige gebruik als loungebar en restaurant. De voorzitter is verder van oordeel dat het onderhavige plan voorziet in uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het vorige plan. Nu niet valt uit te sluiten dat het huidige gebruik wordt beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Noordwijk aan Zee-Centrum e.o.", zijn verzoekers niet gebaat met schorsing van het onderhavige plan in zoverre.
Voor zover zou moeten worden aangenomen dat het onderhavige plan voorziet in uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden ten opzichte van het plan "Noordwijk aan Zee-Centrum e.o.", zonder dat het huidige gebruik wordt beschermd door het overgangsrecht van dat plan, alsmede ten opzichte van het huidige gebruik, is de voorzitter van oordeel dat de inwerkingtreding van het onderhavige plan niet leidt tot onomkeerbare gevolgen voor verzoekers. Tegen gebruik dat aanvangt na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en daarmee in overeenstemming is kan, indien het vaststellingsbesluit wordt vernietigd, immers worden opgetreden als het niet in overeenstemming is met het planologisch regime dat na de vernietiging geldt. Het betoog van verzoekers dat zij overlast zullen ondervinden in de periode totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de exploitanten ter zitting hebben toegelicht niet voornemens te zijn de huidige exploitatie te wijzigen en dat verzoekers hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het huidige gebruik, mits de exploitanten zich houden aan de geluidsnormen. Ten aanzien van het betoog van verzoekers dat in de huidige situatie reeds geluidoverlast wordt ervaren op momenten dat de exploitanten zich niet houden aan de geldende geluidsnormen, overweegt de voorzitter dat dit een handhavingskwestie betreft.
4. Gelet op het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2013
472.