201306092/1/R2.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Utrecht,
appellant,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2013, kenmerk 2013-50, heeft de raad het bestemmingsplan "Parkwijk-Langerak" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door T. Brouwer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Met het plan wordt beoogd een aantal verouderde bestemmingsplannen in Utrecht, deelgebied Leidsche Rijn, te actualiseren. Het plan is overwegend conserverend van aard.
2. [appellant] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Groen" voor de gronden naast zijn woning aan de [locatie]. [appellant] betoogt dat met het toekennen van deze bestemming ten onrechte ook dierenweides mogelijk worden gemaakt. Volgens [appellant] had voor de bestaande dierenweides een aanduiding in de verbeelding opgenomen moeten worden. Verder vreest hij dat met het opnemen van dierenweides binnen de bestemming "Groen" ook de aanleg van een hondenspeelweide naast zijn woning kan worden gerealiseerd die tot overlast en verlies van privacy kan leiden. [appellant] wijst er in dit verband op dat in planregels de definitie van dierenweide ontbreekt, evenals de definitie van een hondenspeelweide. Een hondenspeelweide is wat functie betreft volgens [appellant] ook niet passend binnen de bestemming "Groen". [appellant] beschouwt een hondenspeelweide als een inrichting die planologisch dient te worden ingepast.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij vanwege de bestaande dierenweides in het plangebied dierenweides binnen de bestemming "Groen" mogelijk heeft willen maken. Gelet op de voor dierenweides benodigde ruimte is de aanleg van een dierenweide naast de woning van [appellant] niet mogelijk. Voor zover [appellant] zich richt tegen hondenspeelweides, kan er volgens de raad geen juridisch-planologisch onderscheid worden gemaakt tussen een hondenspeelweide en een als grasveld ingerichte groenvoorziening. Voor het aanwijzen van een gebied als hondenspeelweide dient het college van burgemeester en wethouders een aanwijzingsbesluit te nemen, aldus de raad. Verder stelt de raad dat een hondenspeelweide geen inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer.
2.2. Ingevolge artikel 10, lid 10.1, van de planregels, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
b. voet- en fietspaden;
c. bermen en bermsloten;
d. nutsvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. verhardingen ten behoeve van speel- en sportvoorzieningen;
g. dierenweide;
h. water, waterbeheer en waterberging;
i. bescherming van de bestaande ecologische waarde;
j. ter plaatse van de aanduiding "kinderboerderij": een kinderboerderij;
k. de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
2.3. Blijkens de plantoelichting zijn de verschillende soorten groenvoorzieningen (met uitzondering van snippergroen) opgenomen in één bestemming. Een groot deel van het groen heeft alleen een functie als plantsoen of als speelplek. Verder staat in de plantoelichting dat binnen deze bestemming ook dierenweides zijn toegestaan. Deze zijn naar hun aard slechts mogelijk (en in het plangebied ook gesitueerd) in groenvoorzieningen met een parkachtig karakter en met een minimale breedte van 30 meter. De smallere groenvoorzieningen langs wegen en rond woningen zijn hiervoor niet geschikt.
2.4. [appellant] vreest met name voor de komst van een hondenspeelweide die volgens hem met de toegekende bestemming "Groen" aan de gronden nabij zijn woning zou kunnen worden gerealiseerd. De raad heeft echter terecht gesteld dat het realiseren van een hondenspeelweide ter plaatse ook zonder het opnemen van dierenweides in de bestemming "Groen" mogelijk zou zijn. Daarbij is van belang dat de raad ter zitting heeft verduidelijkt dat een hondenspeelweide normaal gebruik van een als grasveld ingerichte groenvoorziening met zich brengt, met als verschil dat bij een hondenspeelweide geen aanlijnplicht geldt. Voor het aanwijzen van een dergelijk gebied is op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht 2010 een besluit van het college benodigd.
Verder leidt het ontbreken van een definitiebepaling van het begrip hondenspeelweide in het plan niet tot het oordeel dat het plan op dit punt rechtsonzeker is, mede gelet op het feit dat het begrip hondenspeelweide in de planregels niet voorkomt. Voorts heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat een hondenspeelweide niet kan worden opgevat als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het betoog faalt.
2.5. Ten aanzien van de dierenweides overweegt de Afdeling als volgt.
Uit de plantoelichting blijkt dat de raad dierenweides niet op alle gronden waaraan de bestemming "Groen" is toegekend passend acht, gelet op de beschikbare ruimte. Naar aanleiding van de door [appellant] ingediende zienswijze heeft de raad in de plantoelichting een passage opgenomen die verduidelijkt op welke locaties in het plangebied de raad dierenweides wel mogelijk acht. Ter zitting heeft de raad gesteld dat de gronden met de bestemming "Groen" in de nabijheid van [appellant] woning zodanig beperkt van omvang zijn dat realisering van een dierenweide hier niet mogelijk is. Nu de raad aan deze gronden in het plan wel de bestemming "Groen" heeft toegekend, die dierenweides ter plaatse mogelijk maakt terwijl die daar niet zijn beoogd, heeft de raad het plan in zoverre voorbereid in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Groen" zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart, is vastgesteld in strijd met de ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vereiste zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige bezwaren geen bespreking meer.
3. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
4. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
5. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 16 mei 2013, kenmerk 2013-50, voor zover dat betreft het plandeel met de bestemming "Groen", zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. draagt de raad van de gemeente Utrecht op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 969,28 (zegge: negenhonderdnegenenzestig euro en achtentwintig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Utrecht aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
704.