ECLI:NL:RVS:2013:2485
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep
Op 7 mei 2013 heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Assen, van 9 april 2013. Deze uitspraak betrof de zaken met nummers 11/34803 en 11/38626. Op 4 oktober 2013 heeft de vreemdeling het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 december 2013 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling heeft geoordeeld dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hoger beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de staatssecretaris de vreemdeling en haar minderjarig kind in het bezit gesteld van een verblijfsdocument "Duurzaam verblijf burger van de Unie", waardoor de vreemdeling als tegemoetgekomen kan worden beschouwd.
De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 472,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 december 2013.