ECLI:NL:RVS:2013:2485

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
201304215/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep

Op 7 mei 2013 heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Assen, van 9 april 2013. Deze uitspraak betrof de zaken met nummers 11/34803 en 11/38626. Op 4 oktober 2013 heeft de vreemdeling het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 10 december 2013 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Afdeling heeft geoordeeld dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hoger beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de staatssecretaris de vreemdeling en haar minderjarig kind in het bezit gesteld van een verblijfsdocument "Duurzaam verblijf burger van de Unie", waardoor de vreemdeling als tegemoetgekomen kan worden beschouwd.

De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 472,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 december 2013.

Uitspraak

201304215/1/V1.
Datum uitspraak: 10 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarig kind,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling heeft op 7 mei 2013 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Assen, van 9 april 2013 in zaken nrs. 11/34803 en 11/38626.
Bij brief van 4 oktober 2013 heeft de vreemdeling het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:75a, gelezen in samenhang met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb kan, ingeval van intrekking van een hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hoger beroepschrift is tegemoet gekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris haar en haar minderjarig kind in het bezit heeft gesteld van een verblijfsdocument "Duurzaam verblijf burger van de Unie". Hiermee is de staatssecretaris de vreemdeling tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen. Voor zover de vreemdeling om vergoeding van griffierecht heeft verzocht, wijst de Afdeling op het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w.g. Steendijk w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2013
210.