201303559/1/R4.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Rockanje, gemeente Westvoorne,
en
de raad van de gemeente Westvoorne,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpsgebied Rockanje Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. van der Leest, en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.J. Solle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het noordelijke deel van het dorp Rockanje.
3. [appellant] betoogt dat als gevolg van het plan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied rondom zijn woning aan de [locatie] te Rockanje zal verslechteren. Daartoe voert hij aan dat door de vergroting van de bouwvlakken van de woningen in combinatie met de vereiste afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, een ongewenste verdichting van de bebouwing ter plaatse van zijn woning zal optreden. In dit verband voert hij aan dat in het vorige plan was bepaald dat de onderlinge afstand tussen woningen minimaal 10 m diende te bedragen. [appellant] wijst voorts op de bouwhoogte van 3 m voor erfafscheidingen, de bouwhoogte van 5 dan wel 6 m voor erfbebouwing, het ontbreken van een minimale afstand van erfbebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens en de mogelijkheid tot het bouwen van een extra woning door middel van splitsing van het perceel. Ten aanzien van de mogelijkheid tot het splitsen van een perceel voert hij aan dat in het vorige plan was bepaald dat het oppervlak van een bouwperceel ten minste 750 m2 diende te bedragen. Volgens [appellant] zullen voormelde wijzigingen ten opzichte van het vorige plan leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.
3.1. Blijkens de verbeelding is aan de woning van [appellant] op het perceel aan de [locatie] te Rockanje en de omliggende woningen de bestemming "Wonen" met de aanduiding "vrijstaand" en een bouwvlak toegekend. Voor de bouwvlakken is een maximale goot- en bouwhoogte van 4 m onderscheidenlijk 10 m toegekend. Aan de voorerven van de percelen is de bestemming "Tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen daaronder begrepen beroepsmatige activiteiten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.1, mag op deze gronden worden gebouwd en gelden, voor zover hier van belang, de volgende regels:
a. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt over een lengte van ten minste 40% van de voorgevel in of op een afstand van ten hoogste 5 m van de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens gebouwd;
b. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
d. hoofdgebouwen worden als volgt gebouwd:
1. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": vrijstaand;
e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte;
f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte;
h. erfbebouwing wordt ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
i. de goothoogte van erfbebouwing, geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
j. de bouwhoogte van erfbebouwing, geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
l. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;
m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.2, gelden ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" daarnaast de volgende regels:
a. het gezamenlijk oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 150 m2; deze oppervlakte mag worden vergroot tot ten hoogste 400 m2, met dien verstande dat het totale grondoppervlak van gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 35% van het totale oppervlak van de bij de woning behorende gronden met de bestemming "Wonen";
b. de met de aanduiding "maximale goothoogte (m)" aangegeven goothoogte van 4 m mag worden overschreden door een dak met een platte afdekking, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;
c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
d. in afwijking van het bepaalde in lid 14.2, onder 14.2.1, onder j, bedraagt de bouwhoogte van erfbebouwing, geen overkappingen zijnde, ten hoogste 6 m, indien de afstand tot de zij- en achterperceelsgrens ten minste 3 m bedraagt.
3.2. Blijkens de plankaart van het vorige plan hadden het perceel aan de [locatie] te Rockanje en de omliggende percelen de bestemming "Woondoeleinden" met de nadere aanwijzing "vn" alsmede de bestemming "Tuin". Aan deze percelen met de bestemming "Woondoeleinden" was een maximale goothoogte van 4 m toegekend.
Ingevolge artikel 3 van de voorschriften van het vorige plan gelden, tenzij in hoofdstuk II van de voorschriften anders is bepaald, ter bepaling van de maximaal en minimaal toelaatbare hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de navolgende regels:
a. het op de plankaart achter een letter of combinatie van letters ingeschreven Arabische cijfer geeft de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van antennemasten ten hoogste 15 m mag bedragen.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, zijn de gronden met de bestemming "Woondoeleinden" bestemd voor woningen.
Ingevolge het tweede lid worden, voor zover hier van belang, bij de bouw van de gebouwen de navolgende bijzondere bepalingen in acht genomen:
b. de woningen op de gronden met de nadere aanwijzing "vn" moeten vrijstaand worden gebouwd;
c. de woningen op de gronden met de nadere aanwijzing "vn" mogen slechts worden gebouwd op een bijbehorend terrein met een oppervlakte van ten minste 750 m2, inclusief het bebouwde terreingedeelte;
f. de afstand van de woningen tot de zijerfscheiding dient ten minste te bedragen voor de woning met de nadere aanwijzing "vn" 3 m;
g. de onderlinge afstand tussen de woningen met de nadere aanwijzing "vn" dient ten minste 10 m te bedragen;
h. de afstand van de woningen tot de achtererfafscheiding dient ten minste 3 m te bedragen;
k. de hoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
l. de bijgebouwen dienen ten minste 1,5 m achter de voorgevel van de woningen te worden gebouwd.
3.3. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Volgens de plantoelichting is de planvorm afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies te behouden en is, gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied, gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. In dit verband volgt uit de plantoelichting dat het plan is vormgegeven en ingericht overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en dat waar mogelijk aansluiting is gezocht bij de bestemmingsregeling voor het zuidelijke deel van het dorp Rockanje en het dorp Tinte.
Niet in geschil is dat de aan het perceel aan de [locatie] te Rockanje en de omliggende percelen toegekende bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen", die gelijk zijn aan de bouwvlakken, zijn vergroot ten opzichte van de in het vorige plan toegekende bestemmingsvlakken met de bestemming "Woondoeleinden". De Afdeling stelt vast dat onder het vorige plan een deel van de bestaande bebouwing zich buiten de bestemming "Woondoeleinden" bevond. De raad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat teneinde de bestaande en vergunde bebouwing als zodanig te bestemmen de bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen", die gelijk zijn aan de bouwvlakken, zijn vergroot. Uit de verbeelding volgt dat de grenzen van de op de verbeelding ingetekende bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" en zodoende bouwvlakken nagenoeg samenvallen met de gevels van de bestaande bebouwing. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid grotere bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" en bouwvlakken heeft kunnen toekennen. Daarbij betrekt de Afdeling dat de voor "Wonen" aangewezen gronden tevens zijn bestemd voor tuinen.
Ten aanzien van de vereiste afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens volgt uit artikel 14, lid 14.2, onder 14.2.2, aanhef en onder c, van de planregels dat vrijstaande woningen op een afstand van ten minste 3 m van de zijdelingse perceelsgrens dienen te worden gebouwd. In de plantoelichting is in dit verband vermeld dat als gevolg van deze planregel altijd een minimale afstand van 6 m tussen vrijstaande woningen aanwezig is, waardoor het vrijstaande karakter van de woningen wordt gehandhaafd. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het handhaven van een onderlinge afstand tussen woningen van minimaal 10 m niet langer wenselijk wordt geacht, omdat bij een dergelijke bepaling de bouwmogelijkheden op het ene perceel worden beïnvloed door bouwactiviteiten op een naastgelegen perceel. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een minimale afstand van 6 m tussen vrijstaande woningen niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten. Daarnaast ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat deze afstand tot een onaanvaardbare verdichting van de bebouwing ter plaatse van het perceel van [appellant] aan de [locatie] te Rockanje leidt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de woningen zijn gelegen in een woonwijk.
Wat betreft de voor erfafscheidingen maximaal toegestane bouwhoogte van 3 m overweegt de Afdeling dat ingevolge artikel 3, aanhef en onder b, van de voorschriften van het vorige plan onder het vorige plan tevens een erfafscheiding van maximaal 3 m was toegestaan. Voorts overweegt de Afdeling dat volgens de planregels voor erfbebouwing op het perceel aan de [locatie] te Rockanje en de omliggende percelen de goothoogte ten hoogste 3 m bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, indien de afstand tot de zij- en achterperceelsgrens ten minste 3 m bedraagt. Verder overweegt de Afdeling dat volgens de planregels het bestaande aantal woningen per bouwperceel niet mag worden vergroot en voor vrijstaande woningen op het perceel aan de [locatie] te Rockanje en de omliggende percelen de goothoogte overeenkomstig het vorige plan ten hoogste 4 m bedraagt en de bouwhoogte, die in het vorige plan ontbrak, ten hoogste 10 m bedraagt dan wel indien de woning is voorzien van een plat dak de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen. Gelet op deze planregels ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze planregels geen onevenredige inbreuk zullen vormen op de ruimtelijke kwaliteit van het onderhavige gebied.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bebouwingsmogelijkheden niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
4. Voor het overige heeft [appellant] zich in zijn beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van zijn zienswijze. In de Nota zienswijzen Dorpsgebied Rockanje Noord behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van zijn zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
625.