201301545/1/A2.
Datum uitspraak: 18 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 januari 2013 in zaak nr. 12/1447 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Specialisten Registratie Commissie (hierna: SRC).
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2011 heeft de SRC het verzoek van [appellant] om zijn inschrijving in het register van ziekenhuisapothekers te hernieuwen, afgewezen.
Bij besluit van 18 juni 2012 heeft de SRC het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juni 2012 vernietigd en bepaald dat de SRC een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft de SRC, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard en zijn verzoek om hernieuwing onder voorwaarden ingewilligd.
De SRC heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de SRC hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.F. van der Mersch en mr. H.M. den Herder, beiden advocaat te Den Haag, en de SRC, vertegenwoordigd door mr. E.M. van Ardenne, advocaat te Woudenberg, [voorzitter], en prof. dr. D.M. Burger, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) wordt er een register ingesteld waarin degenen die aan de daarvoor bij en krachtens deze wet gestelde voorwaarden voldoen, op hun aanvrage worden ingeschreven als apotheker.
Ingevolge artikel 8, derde lid, wordt de inschrijving van een specialist, waarvoor een regeling geldt als bedoeld in artikel 15, eerste lid, in het register niet doorgehaald zolang deze als specialist is ingeschreven in een erkend specialistenregister.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, kan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister), indien een organisatie van beoefenaren van een beroep als bedoeld in artikel 3, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt. Een aanvraag daartoe wordt gedaan door het bestuur van de organisatie; het bestuur kan de bevoegdheid daartoe overdragen aan het orgaan, bedoeld in het tweede lid, onder d.
Ingevolge het tweede lid neemt de minister een dergelijk besluit uitsluitend indien dat wenselijk is ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. […]
d. de organisatie kent een orgaan dat
- belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister, en
- regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist en aan de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders, voor een specialisme;
e. de organisatie kent tevens een orgaan dat is belast met
- de inschrijving van specialisten,
- de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk de opleiders en
- het toezicht op de uitvoering van de regels door de erkende opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, kan een regeling als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d, mede inhouden dat degene die de opleiding tot specialist heeft voltooid wordt ingeschreven als specialist voor een bij de regeling bepaalde periode en dat een aansluitende hernieuwde inschrijving slechts plaatsvindt indien de specialist gedurende een bij die regeling bepaald tijdvak, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot hernieuwde inschrijving, regelmatig op het desbetreffende deelgebied van de beroepsuitoefening werkzaam is geweest dan wel het beroep zal uitoefenen onder de bij de hernieuwde inschrijving aan te geven scholingsvoorwaarden.
Ingevolge het tweede lid kunnen, indien in een regeling toepassing is gegeven aan het eerste lid, in die regeling:
a. eisen worden vastgesteld waaraan de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor de toepassing van dat lid moeten voldoen;
b. al dan niet op het gebied van de individuele gezondheidszorg liggende werkzaamheden worden aangewezen die voor de toepassing van het eerste lid worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het desbetreffende deelgebied der beroepsuitoefening;
c. tevens eisen worden gesteld ter zake van deelname aan deskundigheidsbevorderende activiteiten gedurende de in het eerste lid bedoelde periode van werkzaam zijn.
Ingevolge het derde lid biedt een regeling als bedoeld in het eerste lid aan degene die niet opnieuw als specialist wordt ingeschreven vanwege het niet voldoen aan de daartoe gestelde eisen, de mogelijkheid wederom als specialist te worden ingeschreven zodra door het volgen van scholing, die is afgestemd op het kennis- en vaardigheidsniveau van betrokkene, opnieuw wordt voldaan aan de eisen voor zodanige inschrijving.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG wordt voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de Wet BIG het register van apothekers aangewezen.
Ingevolge het tweede lid wordt de inschrijving in een register, als bedoeld in het eerste lid, doorgehaald indien na de desbetreffende in artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c, van de wet bedoelde datum een periode van vijf jaren is verstreken.
Ingevolge artikel 8 geldt, indien de ingeschrevene beschikt over een getuigschrift dat is behaald vóór de inwerkingtreding van dit besluit, in afwijking van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wet BIG, de datum van inwerkingtreding van dit besluit als aanvangsdatum vanaf welke de in dat artikellid bedoelde periode begint te lopen.
Ingevolge artikel 7, zesde lid, van de Regeling periodieke registratie Wet BIG, zoals deze bepaling vanaf 1 januari 2012 luidt, worden als werkzaamheden die worden gelijkgesteld met werkzaamheden op het gebied van de beroepsuitoefening van de apotheker aangewezen: het verzorgen van onderwijs in het centrale vakgebied farmacie, voor zover onderwijs gegeven wordt in de vakken genoemd in artikel 3, tweede lid, van het Besluit opleidingseisen apotheker en voor zover het onderwijs wordt gegeven aan een onderwijsinstelling die opleidingen verzorgt die leiden tot een getuigschrift dat recht geeft op inschrijving in het register van apothekers bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG.
De minister heeft bij besluit van 12 april 2000 goedkeuring verleend aan de aanwijzing door het Centraal College voor de Farmacie (hierna: het Centraal College) van ziekenhuisfarmacie als specialisme in de farmacie en aan het door het Centraal College aan dit specialisme verbinden van de wettelijk erkende specialistentitel ziekenhuisapotheker. Het Centraal College heeft op 9 december 2008 de Regeling Specialismen Farmacie 2008 (hierna: de Rsf) vastgesteld, waarin de instelling van specialismen volgend op het basisberoep apotheker en de inschrijving van specialisten in het bijbehorend register zijn geregeld. Bij besluit van 6 maart 2009 heeft de minister met de Rsf ingestemd.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Rsf heeft het Centraal College tot taak:
a. […]
f. Het vaststellen van de eisen voor registratie en herregistratie, alsmede het vaststellen van de niet in de Wet BIG genoemde gronden voor doorhaling en schorsing van de inschrijving.
g. Het omschrijven van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder b, van de Wet BIG (gelijkgestelde werkzaamheden).
h. Het vaststellen van de voorwaarden die aan registratie en herregistratie worden verbonden.
Op grond van artikel 22, eerste lid, heeft de SRC tot taak:
a. Het inschrijven van personen in een register, het hernieuwen van de inschrijving en het doorhalen van de inschrijving;
b. Het verlenen en intrekken van erkenningen van (plaatsvervangende) opleiders en opleidingsinstellingen;
c. Het opstellen van uitvoeringsregelingen op basis van besluiten van het Centraal College inzake de opleiding en/of (her)registratie van specialisten;
d. Het houden van toezicht op de erkende opleidingsinstellingen en opleiders
e. Het adviseren over het bedrag zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, dat voor de behandeling van het verzoek tot registratie of herregistratie moet worden betaald.
Op grond van artikel 26, eerste lid, geschiedt inschrijving in het register voor een periode van vijf jaar.
Op grond van het tweede lid kunnen aan de inschrijving in het register voorwaarden worden verbonden, met inachtneming van het ter zake door het Centraal College op grond van artikel 10, eerste lid, onder f en h, bepaalde.
Op grond van artikel 27, tweede lid, is in het geval van een verzoek tot herregistratie het bepaalde in artikel 24, eerste tot en met vijfde lid, artikel 25, eerste tot en met vierde lid, en artikel 26, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
Op grond van het vijfde lid wijst de SRC het verzoek tot herregistratie af, indien de verzoeker niet voldoet aan de eisen voor herregistratie en er geen grond is voor toepassing van artikel 26, tweede lid.
Het Centraal College heeft ter uitwerking van artikel 10 van de Rsf op 8 juni 2011 het Besluit no. 6 (2009) Herregistratieregeling ziekenhuisfarmacie (hierna: de Herregistratieregeling 2009) vastgesteld.
Op grond van artikel 2 van de Herregistratieregeling 2009 wordt de inschrijving van een ziekenhuisapotheker in het register telkens voor een periode van vijf jaar hernieuwd indien is voldaan aan de navolgende eisen:
a. de apotheker is in de voorafgaande vijf jaren onafgebroken ingeschreven geweest in het register van ziekenhuisapothekers;
b. de ziekenhuisapotheker heeft in de voorafgaande periode van vijf jaar gemiddeld genomen ten minste 16 uur per week in de ziekenhuisfarmacie gewerkt;
c. de ziekenhuisapotheker heeft voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot deelname aan deskundigheidsbevordering van ziekenhuisapothekers.
Op grond van artikel 9 kan de SRC in het geval dat de ziekenhuisapotheker niet als zodanig werkzaam is geweest besluiten de inschrijving van de ziekenhuisapotheker te verlengen indien sprake is van gelijkgestelde werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder g, van de Rsf. Als gelijkgestelde werkzaamheden worden beschouwd de volgende functies op het terrein van de ziekenhuisfarmacie:
- functies op het gebied van onderwijs en onderzoek
- functies op het gebied van management, beleid en toezicht.
De gelijkgestelde werkzaamheden dienen gedurende tenminste 16 uur per week, gemiddeld berekend over een periode van vijf jaar te worden uitgevoerd.
De SRC heeft ter uitvoering van de Herregistratieregeling 2009 de Beleidsregel houdende een toetsingskader voor verzoek tot herregistratie en hernieuwde inschrijving als Ziekenhuisapotheker in het register van de Specialisten Registratie Commissie 2012 (hierna: de Beleidsregel) opgesteld.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel dient de ziekenhuisapotheker om voor herregistratie in aanmerking te komen onder andere te voldoen aan artikel 2 en 3 van de Herregistratieregeling 2009, waarbij de volgende uitleg hieraan wordt gegeven:
(a) De ziekenhuisapotheker is in de aan het verzoek direct voorafgaande vijf jaar ingeschreven geweest in zowel het register voor ziekenhuisapothekers als in het register dat uit hoofde van artikel 3 van de Wet BIG is ingesteld, zijnde het register voor het basisberoep apotheker;
(b) De ziekenhuisapotheker heeft in deze direct voorafgaande periode werkzaamheden verricht zoals onder artikel 3 genoemd.
(c) De ziekenhuisapotheker heeft voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot deelname aan deskundigheidsbevordering zoals onder artikel 5 omschreven.
Op grond van artikel 3, eerste lid, dient de ziekenhuisapotheker voor een herregistratie gedurende ten minste gemiddeld 16 uur per week werkzaam te zijn geweest als ziekenhuisapotheker in Nederland over de volledige periode van de afgelopen vijf jaar.
Op grond van het tweede lid overlegt de ziekenhuisapotheker een of meer werkgeversverklaringen waaruit blijkt dat aan de onder het eerste of derde lid genoemde voorwaarde is voldaan. Desgewenst kan de SRC tot toetsing en onderzoek overgaan alvorens deze verklaringen te accorderen.
Op grond van het derde lid kunnen met de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden de volgende werkzaamheden worden gelijkgesteld: het geven van onderwijs in voor de ziekenhuisfarmacie relevante vakgebieden op het niveau van het onderwijs voor het basisberoep apotheker, voor zover
(a) de ziekenhuisapotheker in de volledige registratieperiode direct voorafgaande aan de periode die ten grondslag ligt aan het toetsen van het verzoek tot herregistratie, als ziekenhuisapotheker werkzaam is geweest en geregistreerd in het register voor ziekenhuisapotheker, en
(b) de ziekenhuisapotheker binnen een periode van zes maanden na het verzoek tot herregistratie aantoonbaar weer als ziekenhuisapotheker werkzaam zal zijn.
Op grond van het vierde lid kan de SRC een beroep op gelijkgestelde werkzaamheden goedkeuren en derhalve ook afwijzen en beoordeelt derhalve of een functie in aanmerking komt voor gelijkgestelde werkzaamheden. Daartoe kan de SRC informatie opvragen die zij voor de beoordeling relevant acht.
Op grond van artikel 8 is de SRC bevoegd nadere en in verhouding tot de hierin genoemde voorwaarden aanvullende voorwaarden te stellen aan de herregistratie, indien de ziekenhuisapotheker op onderdelen niet geheel aan de voorwaarden van deze beleidsregel of andere toepasselijke regelingen voldoet en er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden. Registratie vindt dan voor gedurende maximaal een periode van twee jaar plaats. De registratie komt na twee automatisch te vervallen indien op dat moment de ziekenhuisapotheker niet aan de aanvullende voorwaarden heeft voldaan. Indien binnen de genoemde periode wel en aantoonbaar aan de aanvullende voorwaarden is voldaan, zal er een herregistratie van vijf jaar worden toegekend. Voor deze verlenging zal de ziekenhuisapotheker zelf een verzoek moeten indienen en de benodigde bewijsstukken moeten indienen.
2. Aan het besluit van 13 december 2011 heeft de SRC ten grondslag gelegd dat de taken binnen de functie van [appellant] niet als aan de ziekenhuisfarmacie gelijkgestelde werkzaamheden kunnen worden beschouwd.
Aan de ongegrondverklaring van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar heeft de SRC aanvullend ten grondslag gelegd dat de hernieuwing van de inschrijving van [appellant] op grond van gelijkgestelde werkzaamheden niet van toepassing is, aangezien hij niet meer wenst terug te keren in het beroep waarvoor hij niettemin geregistreerd wenst te blijven. Voorts heeft de SRC daaraan ten grondslag gelegd dat hernieuwde herregistratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden in het geval van [appellant] in strijd is met het Besluit periodieke registratie Wet BIG en de Regeling periodieke registratie Wet BIG, omdat de voorwaarden voor hernieuwing op grond van gelijkgestelde werkzaamheden bij het basisberoep apotheker aanmerkelijk beperkter zijn. Daarbij heeft de SRC in aanmerking genomen dat een verlenging van de registratie als ziekenhuisapotheker tot gevolg zou hebben dat [appellant] ook weer geregistreerd zou worden in het register voor het basisberoep apotheker, ondanks dat hij niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de SRC onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de werkzaamheden van [appellant] niet gelijk zijn te stellen met de werkzaamheden van een ziekenhuisapotheker. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de werkzaamheden die [appellant] bij zijn hernieuwing in 2007 verrichtte en thans verricht op inhoud en omvang niet wezenlijk van elkaar afwijken en dat niet valt in te zien waarom dezelfde eisen niet ook reeds bij zijn eerdere herregistratie of verlenging aan [appellant] zijn gesteld.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Beleidsregel van de SRC als maatstaf kan dienen bij de beoordeling van zijn verzoek om hernieuwing van zijn inschrijving. Daartoe voert hij aan dat de Beleidsregel eerst na de zitting bij de rechtbank is vastgesteld of in ieder geval bekend is gemaakt, zodat de rechtbank dit wegens strijd met de rechtszekerheid niet bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 18 juni 2012 had kunnen betrekken. Voor zover de Beleidsregel wel als maatstaf kan dienen, is die strijdig met de Herregistratieregeling 2009, aldus [appellant]. De Beleidsregel geeft een andere invulling aan het begrip ‘gelijkgestelde werkzaamheden’ en de Herregistratieregeling 2009 stelt - in tegenstelling tot de Beleidsregel - geen beperking aan het aantal malen dat een ziekenhuisapotheker in aanmerking kan komen voor hernieuwing op basis van gelijkgestelde werkzaamheden.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de SRC een ruime beleidsvrijheid toekomt, waarbij zij de wijze waarop de SRC van die ruimte gebruik maakt slechts terughoudend kan toetsen. Uit artikel 9 van de Herregistratieregeling 2009 volgt dat, ook al moet worden geoordeeld dat de werkzaamheden die zijn verricht gelijkgesteld zijn aan die van ziekenhuisapotheker, de SRC kan overgaan tot herregistratie, maar dat zij daartoe niet is gehouden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de SRC bij haar besluit in redelijkheid kon betrekken dat in het belang van een goede gezondheidszorg hoge eisen dienen te worden gesteld aan de uitoefening en bescherming van het specialisme ziekenhuisapotheker en de registratie daarvan, alsmede aan de kerncompetenties waarover de ziekenhuisapotheker tegenwoordig dient te beschikken. De rechtbank heeft dit terecht niet in strijd geacht met de Herregistratieregeling 2009.
Door te overwegen dat de SRC eerst naar aanleiding van het verzoek van [appellant] om hernieuwing van zijn inschrijving nader beleid is gaan ontwikkelen en dat dit in de Beleidsregel neergelegde beleid vervolgens bestendig als maatstaf dient te gelden, heeft de rechtbank niet meer overwogen, dan dat de SRC bij het beslissen op het verzoek van [appellant] deze nadere invulling aan artikel 9 van de Herregistratieregeling 2009 mocht geven. Dat de SRC deze invulling vervolgens als bestendig beleid is gaan voeren, is voor het onderhavige geschil niet van belang.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Bij besluit van 19 maart 2013 heeft de SRC, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en zijn verzoek om hernieuwing van zijn inschrijving alsnog ingewilligd onder de voorwaarde dat hij een opleidingstraject onder supervisie van een ziekenhuisapotheker in een ziekenhuisapotheek met goed gevolg doorloopt als bedoeld in de Herregistratieregeling 2009. Dit besluit is, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, eveneens onderwerp van dit geding.
6. De SRC heeft aan het besluit van 19 maart 2013 ten grondslag gelegd dat een beroep op hernieuwing van de registratie op grond van gelijkgestelde werkzaamheden slechts eenmaal mogelijk is. Voorts heeft zij daaraan ten grondslag gelegd dat de criteria voor het specialisme ziekenhuisapotheker, gelet op de gewijzigde criteria voor het basisberoep apotheker, stringenter moeten worden toegepast. [appellant] mist competenties die gelden voor het specialisme ziekenhuisapotheker en voor het basisberoep apotheker. [appellant] ontwikkelde die competenties bij het vorige verzoek om herregistratie nog in de vervallen activiteit ‘Proeftuin Farmacie Groningen’. Daarnaast voldoen de consultancywerkzaamheden van [appellant] niet aan de eis dat die werkzaamheden op het gebied van onderwijs en onderzoek dienen te liggen en evenmin aan de in de Herregistratieregeling 2009 gestelde eis dat zij op het gebied van management, beleid en toezicht dienen te liggen. Daarbij heeft hij geen werkgeversverklaring overgelegd, zodat objectieve controle op zijn activiteiten niet mogelijk is.
Voorts heeft de SRC aan het besluit ten grondslag gelegd dat het belang van een zuiver specialistenregister zwaarder weegt dan het commerciële belang van [appellant], nu hij niet meer werkzaam wenst te zijn als ziekenhuisapotheker. De SRC heeft evenwel de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 8 van de Beleidsregel toegepast en aan de herregistratie van [appellant] als ziekenhuisapotheker de voorwaarde verbonden dat hij een opleidingstraject als bedoeld in de Herregistratieregeling 2009 onder supervisie van een ziekenhuisapotheker in een ziekenhuisapotheek met goed gevolg doorloopt.
7. [appellant] betoogt dat de SRC het besluit van 19 maart 2013 wederom onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij voert daartoe aan dat de SRC bij de beoordeling van zijn verzoek ten onrechte andere dan de in artikel 9 van de Herregistratieregeling neergelegde eisen heeft gehanteerd, zoals de in de Beleidsregel neergelegde eisen, de kerncompetenties van de opleiding tot ziekenhuisapotheker, neergelegd in de Eindtermen, Leerdoelen, Opleidingsprogramma Ziekenhuisapotheker II (hierna: ELOZ II) en de eisen die gelden voor het basisberoep apotheker. Voorts voert hij aan dat de SRC in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel door zijn inschrijving in 2007 nog te hernieuwen en in 2012 zijn verzoek af te wijzen, terwijl de regeling en zijn werkzaamheden nagenoeg gelijk zijn gebleven.
7.1. In het besluit van 19 maart 2013 heeft de SRC, gelet op hetgeen is overwogen onder 3.1, terecht als toetssteen gehanteerd dat de aanvrager met de gelijk te stellen werkzaamheden in gelijke mate kennis en ervaring moet hebben opgedaan als die is vereist voor een ziekenhuisapotheker in een ziekenhuisapotheek. Daarbij heeft de SRC terecht gebruik gemaakt van de eisen die gelden voor het basisberoep apotheker en de in het ELOZ II neergelegde competenties, die bepalend zijn voor het specialisme ziekenhuisapotheker.
Dat [appellant], naar hij stelt, nagenoeg dezelfde activiteiten heeft verricht als bij zijn vorige verzoek om hernieuwde inschrijving in 2007, betekent niet dat zijn registratie om die reden ook nu moet worden hernieuwd. De eisen die aan een apotheker mogen worden gesteld zijn sindsdien aanzienlijk aangescherpt. Daarbij heeft [appellant] zijn werkzaamheden bij de Proeftuin Farmacie in Groningen, waarmee hij in 2007 zijn vakbekwaamheid deels heeft onderbouwd, beëindigd. Gelet op de aangescherpte eisen en de vervallen activiteit, heeft de SRC voldoende aanknopingspunten aanwezig mogen achten voor de conclusie dat hij niet aan die aangescherpte eisen voldoet. Daarbij heeft de SRC in haar besluitvorming mogen betrekken dat de registratie van [appellant] bij de overgang naar een wettelijk register eerder reeds automatisch is vernieuwd en dat zijn huidige verzoek een verzoek betreft voor een tweede periode van vijf jaren, waarin de kernwerkzaamheden van een ziekenhuisapotheker niet zijn verricht. De SRC heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [appellant] daarmee nog verder dan voorheen is komen af te staan van de kernwerkzaamheden van ziekenhuisapotheker.
Het betoog faalt.
8. [appellant] voert tevergeefs aan dat de SRC zich ten onrechte heeft gebaseerd op zijn werkzaamheden vanaf 1 juni 2012 en zich daarbij op het standpunt mocht stellen dat zij zonder werkgeversverklaring geen objectieve controle op zijn werkzaamheden kan uitvoeren. De SRC heeft zich in het besluit van 19 maart 2013 gebaseerd op de werkzaamheden in de periode tot 1 januari 2012. Reeds daarom wordt niet toegekomen aan hetgeen [appellant] over de werkgeversverklaring heeft aangevoerd.
9. Het betoog van [appellant] dat het besluit van 19 maart 2013 niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen, nu de voorzitter van de SRC de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt, faalt. De SRC heeft gesteld dat de voorzitter niet heeft deelgenomen aan de besluitvorming die heeft geleid tot het besluit van 19 maart 2013. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, is geen grond gelegen voor het oordeel dat deze weergave van de gang van zaken onjuist is. Nu de SRC maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat de voorzitter een stem zou hebben in haar besluit en het besluit bij unanimiteit is genomen, kan niet worden staande gehouden dat zij vooringenomen was.
10. Tot slot betoogt [appellant] dat hij bij voorbaat niet kan voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe besluit, nu hij mogelijk één jaar onder supervisie van een opleider moet werken, maar dit op het moment van bekendmaking van deze voorwaarde - 19 maart 2013 - niet meer voor 1 januari 2014 haalbaar was.
10.1. Nu de SRC [appellant] in het besluit van 19 maart 2013 per 1 november 2012, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012, alsnog heeft geregistreerd onder de voorwaarde dat hij voor 1 november 2014 met goed gevolg een opleidingstraject moet hebben doorlopen, heeft de SRC gerekend vanaf de bekendmaking van het besluit alsnog een overgangstermijn van meer dan anderhalf jaar aan [appellant] gegund waarin hij kan aantonen te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een ziekenhuisapotheker.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 19 maart 2013 van de Specialisten Registratie Commissie ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013
362-705.