ECLI:NL:RVS:2013:2347

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
201210913/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • J. Hoekstra
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon naar Duits recht Reverse Logistics Group GmbH (RLG) en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. RLG had op 29 mei 2012 een verzoek ingediend om handhaving van de Verordening (EG) nr. 1013/2006, die betrekking heeft op de overbrenging van afvalstoffen. Dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen, waarna RLG bezwaar maakte. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep van RLG bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2013 werd RLG vertegenwoordigd door haar advocaten, terwijl de staatssecretaris werd bijgestaan door medewerkers van het ministerie. RLG stelde dat het handhavingsverzoek ook namens haar dochtermaatschappij Cycleon was ingediend, maar de Afdeling oordeelde dat er geen rechtsregel was die dit ondersteunde. RLG was niet werkzaam in hetzelfde marktsegment als de postbedrijven waarop het handhavingsverzoek betrekking had, en haar belangen waren niet rechtstreeks betrokken bij de beslissing van de staatssecretaris.

De Afdeling oordeelde dat het verzoek om handhaving geen aanvraag was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor het bezwaar van RLG niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden. De uitspraak vernietigde het besluit van de staatssecretaris en verklaarde het bezwaar van RLG alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan RLG en het griffierecht. Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van het begrip 'belanghebbende' in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201210913/1/A4.
Datum uitspraak: 11 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de rechtspersoon naar Duits recht Reverse Logistics Group GmbH (hierna: RLG), gevestigd te Dornach (Duitsland),
appellante,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 29 mei 2012 heeft de staatssecretaris een op naam van RLG ingediend verzoek om handhaving van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (Pb 2006 L 190; hierna: de EVOA) afgewezen.
Bij besluit van 12 oktober 2012 heeft de staatssecretaris het op naam van RLG hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is op naam van RLG beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
RLG en de naamloze vennootschap PostNL N.V. hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2013, waar RLG, vertegenwoordigd door mr. E.W. Hoestra, bijgestaan door mr. K. van der Tocht en mr. B. Koolhaas, beiden advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. P.C. Cup, mr. J.W.C.H. Heeren, mr. G.A.M.L. Dohmen en J. Savert, allen werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting PostNL, vertegenwoordigd door mr. F.J. Webbink en mr. R.J. Schaap, gehoord.
Overwegingen
1. Het verzoek om handhaving, het bezwaarschrift en het beroepschrift zijn door de gemachtigde van RLG ingediend "namens Reverse Logistics Group GmbH". RLG heeft ter zitting betoogd dat deze stukken aldus mede namens haar dochtermaatschappijen, meer in het bijzonder namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cycleon Netherlands B.V. (hierna: Cycleon), zijn ingediend.
Dit betoog volgt de Afdeling niet. Er is geen rechtsregel waaruit volgt dat wanneer - zoals hier - een aandeelhouder en/of bestuurder van een rechtspersoon op eigen naam een aanvraag indient of een rechtsmiddel aanwendt, deze aanvraag of dit rechtsmiddel van rechtswege moet worden geacht mede door die rechtspersoon te zijn ingediend of aangewend.
Het verzoek, het bezwaarschrift en het beroepschrift zijn derhalve uitsluitend door RLG ingediend.
2. RLG heeft verzocht om handhavend optreden tegen in Nederland gevestigde postbedrijven, waaronder PostNL, wegens overtreding van artikel 18 van de EVOA bij het overbrengen van lege toner cartridges naar Nederland.
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4. Volgens vaste rechtspraak is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dat besluit. Om RLG als zodanig aan te kunnen merken is in ieder geval vereist dat zij in hetzelfde marktsegment werkzaam is als de in Nederland gevestigde postbedrijven waarop haar handhavingsverzoek betrekking heeft.
RLG heeft ter zitting erkend dat zij zich niet bezighoudt met vervoer van lege toner cartridges. Reeds gelet hierop moet worden geoordeeld dat RLG niet werkzaam is in hetzelfde marktsegment.
Voor zover RLG ter zitting heeft gesteld dat haar belangen zullen worden getroffen wanneer de werkwijze bij het vervoer van lege toner cartridges in de toekomst ook wordt toegepast bij goederen die zij wel vervoert, overweegt de Afdeling dat deze procedure slechts betrekking heeft op het vervoer van lege toner cartridges, niet op het vervoer van andere goederen.
Voor zover RLG ter zitting erop heeft gewezen dat Cycleon zich in Nederland wel met vervoer van lege toner cartridges bezig houdt, overweegt de Afdeling dat RLG als moedermaatschappij in zoverre geen rechtstreeks, maar slechts een van Cycleon afgeleid belang heeft.
5. Gezien het voorgaande zijn de belangen van RLG niet rechtstreeks betrokken bij de beslissing van 29 mei 2012 op het verzoek om handhaving. Dit brengt mee dat dit verzoek geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb was. De beslissing daarop van de staatssecretaris is daarom geen besluit waartegen ingevolge artikel 7:1 van de Awb bezwaar kon worden gemaakt. De staatssecretaris had het bezwaar van RLG tegen de afwijzing van haar verzoek om handhaving dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren, in plaats van daarop inhoudelijk te beslissen.
Het beroep is gegrond. De Afdeling zal het besluit van 12 oktober 2012 vernietigen en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van RLG alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en daarbij te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 12 oktober 2012, kenmerk 14668;
III. verklaart het bezwaar van de rechtspersoon naar Duits recht Reverse Logistics Group GmbH tegen de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 29 mei 2012, kenmerk 14668, niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij de rechtspersoon naar Duits recht Reverse Logistics Group GmbH in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de rechtspersoon naar Duits recht Reverse Logistics Group GmbH het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013
262-732.