ECLI:NL:RVS:2013:2302

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201305605/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
  • L.A. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Velp-Midden, locatie Hoofdstraat 73-75

Op 4 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, woonachtig te Velp, en de raad van de gemeente Rheden. De zaak betreft het bestemmingsplan "Velp-Midden, locatie Hoofdstraat 73-75", dat op 23 april 2013 door de raad is vastgesteld. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet kan verenigen met de uitbreiding van het aantal woningen en de gevolgen daarvan voor haar privacy en woongenot. Zij betoogt dat het plan leidt tot een toename van verkeersbewegingen en een onveilige situatie door de openstelling van het binnenterrein voor verkeer en parkeren.

De raad van de gemeente Rheden heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de bestemming "Centrum" meer passend is dan de voorheen geldende bestemming "Werken". De raad verwacht dat het aantal verkeersbewegingen door het plan niet onevenredig zal toenemen. De Afdeling heeft de zaak op 30 oktober 2013 ter zitting behandeld, waar zowel appellante als de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de Afdeling deze beslissingen terughoudend toetst.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de raad in redelijkheid de bestemming "Centrum" aan het plangebied heeft kunnen toekennen, gezien de ligging in het centrum van Velp en de aansluiting op de bestaande functies. De Afdeling oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 december 2013.

Uitspraak

201305605/1/R2.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Velp, gemeente Rheden,
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Velp-Midden, locatie Hoofdstraat 73-75" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2013, waar [appellante], en de raad, vertegenwoordigd door J.D. Lotze, zijn verschenen.
Verder is ter zitting [partij] als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
1.1. Het plan voorziet in een commerciële ruimte en een zestal bovenwoningen op de locatie van een voormalig autobedrijf aan de Hoofdstraat in Velp.
2. [appellante] is woonachtig naast het plangebied en zij kan zich niet verenigen met het plan. Zij betoogt dat de uitbreiding van het aantal woningen waar het plan in voorziet, leidt tot een inbreuk op haar privacy en woongenot. [appellante] voert daartoe aan dat het plan een toename van het aantal verkeersbewegingen met zich brengt en dat het leidt tot een onveilige situatie nu het naast haar woning gelegen binnenterrein, dat onderdeel is van het plan, zal worden opengesteld voor verkeer en parkeren. Het voorstel van de raad om een toegangshek voor het binnenterrein te plaatsen is volgens [appellante] in deze procedure niet van belang, omdat de plaatsing hiervan niet in een bestemmingsplan kan worden vastgelegd. Voorts wijst zij erop dat de aan het perceel in het voorheen geldende plan "Velp-Midden" toegekende bestemming "Werken" haar heeft doen besluiten om tot de koop van haar woning over te gaan, omdat daarmee het aantal verkeersbewegingen overzichtelijk en beperkt zou blijven.
Verder betoogt [appellante] dat de uitbreiding van het aantal woningen puur is ingegeven vanwege economische motieven. Ook wijst zij erop dat in de plantoelichting ten onrechte is opgenomen dat het voornemen bestaat aan de zijde van de Oranjestraat nog een woning te realiseren.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat, gelet op de ligging van het perceel in het centrumgebied, de toegekende bestemming "Centrum", die onder meer detailhandel en wonen toelaat, meer passend is dan de in het voorheen geldende plan toegekende bestemming "Werken", die ter plaatse bedrijven toestond. Verder stelt de raad dat ten gevolge van het plan 17 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten zijn. Gelet op de ligging van het perceel in het centrumgebied acht de raad deze verkeersintensiteit niet onevenredig bezwarend, temeer nu het aantal verkeersbewegingen per etmaal in vergelijking met de planologische mogelijkheden van het voorheen geldend plan niet zal toenemen. Verder wijst de raad erop dat hij inderdaad niet kan afdwingen dat de initiatiefnemer bij uitvoering van het plan op zijn terrein een hek zal plaatsen waardoor de toegang tot het binnenterrein zal worden afgesloten, maar dat dit ook gold in de voorheen geldende planologische situatie. Voor zover [appellante] zich richt tegen de in de plantoelichting opgenomen passage over een extra woning aan de Oranjestraat, stelt de raad dat de plantoelichting niet bindend is. Verder wijst de raad erop dat het plan niet in deze woning voorziet.
2.2. Blijkens de plantoelichting is binnen de bestemming "Centrum" een inrichting met bovenwoningen voorzien. Aangezien aldaar voorheen de bestemmingen "Werken" en "Voorzieningen" waren toegestaan, zal naar mag worden aangenomen in de nieuwe situatie het aantal verkeersbewegingen nauwelijks veranderen, zeker gezien de verkeersintensiteiten op de Hoofdstraat en Oranjeweg. De locatie wordt voor het personeel en ten behoeve van de woningen ontsloten vanaf de Oranjestraat. Deze straat heeft een zodanige capaciteit dat de verkeersafwikkeling en de -intensiteit op deze straat niet negatief beïnvloed zullen worden.
2.3. De Afdeling stelt vast dat aan het gehele plangebied de bestemming "Centrum" is toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Centrum" aangewezen gronden bestemd voor:
a. detailhandel en daghoreca;
b. zakelijke dienstverlening;
c. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën A en B die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van maatschappelijke voorzieningen;
d. vormen van cultuur en ontspanning in de categorieën A en B die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen Lijst van vormen van cultuur en ontspanning;
e. met op de verdiepingen ten hoogste 6 woningen, voor welke woningen op de begane grond entrees en bergruimten zijn toegelaten;
f. verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubilair en andere bijbehorende voorzieningen.
2.4. Verder stelt de Afdeling vast dat aan het plangebied in het voorheen geldend plan "Velp-Midden" de bestemmingen "Werken" en "Voorzieningen" waren toegekend.
Ingevolge artikel 2.3, sub a, onder 1, van de planregels behorend bij het voorheen geldend plan zijn binnen de op de plankaart voor "Werken" bestemde gronden met de daarbij behorende parkeer- groen- en geluidwerende voorzieningen, toegestaan:
a. bedrijven en kantoren, tenzij uit de aanduiding op de plankaart anders blijkt;
b. ondergeschikte productiegebonden detailhandel door die inrichtingen;
c. voetgangersgebieden, erftoegangswegen en andere voorzieningen voor het verkeer;
d. groenvoorzieningen, waterpartijen, voorzieningen voor de infiltratie van hemelwater en rioleringswerken;
e. straatmeubilair;
f. een dienstwoning per inrichting als dit op de plankaart is aangeduid.
Ingevolge artikel 2.4, sub a, onder 1, van de planregels behorend bij het voorheen geldend plan, zijn binnen de op de plankaart voor "Voorzieningen" bestemde gronden met de daarbij behorende parkeer- en groenvoorzieningen, toegestaan:
a. winkels, dienstverlenende bedrijven en daghoreca;
b. maatschappelijke instellingen;
c. ondergeschikt daaraan het houden van (incidentele) evenementen;
met op de verdiepingen
d. maatschappelijke instellingen;
e. opslag voor die voorziening;
f. woonruimten zoals bedoeld in artikel 2.1.
2.5. De Afdeling stelt voorop dat in het algemeen aan een voorheen geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De raad heeft in redelijkheid de bestemming "Centrum" aan het plangebied kunnen toekennen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het gebied waarop het plan betrekking heeft in het centrum van Velp ligt, en de toegekende bestemming in functies als wonen en detailhandel voorziet die bij de thans aanwezige functies in dit centrumgebied aansluiten. Verder is van belang dat de aan het plangebied in het voorheen geldend plan toegekende bestemming "Werken" ter plaatse bedrijven en kantoren mogelijk maakte.
Nu uit het voorgaande blijkt dat ruimtelijke aspecten in de afweging zijn betrokken, bestaat, wat daar ook van zij, geen aanleiding voor het oordeel dat uitsluitend economische motieven aan het plan ten grondslag zouden liggen. Verder heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. [appellante] heeft zich met name gericht tegen de toename van het verkeer en de onveilige situatie die de openstelling van het binnenterrein met zich zal brengen. De raad heeft echter gesteld dat ten gevolge van het plan 17 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten zijn. Verder heeft de raad erop gewezen dat dit ten opzichte van de planologische mogelijkheden van het voorheen geldend plan wat betreft het aantal verkeersbewegingen geen intensivering met zich brengt. [appellante] heeft dit niet bestreden en de Afdeling acht niet aannemelijk dat een intensiteit van 17 verkeersbewegingen per etmaal vanwege het plan onevenredig bezwarend voor haar zal zijn. Verder heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene ontsluiting, nu deze tot gevolg heeft dat het binnenterrein wordt opengesteld, zal leiden tot een voor haar onveiliger situatie. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de raad terecht heeft gesteld dat ook met de voorheen aan het perceel toegekende bestemming afsluiting van het terrein planologisch niet kon worden gewaarborgd. Overigens is ter zitting door de raad en namens de initiatiefnemer de bereidheid aangegeven de afsluiting van het terrein in een overeenkomst vast te leggen.
Ten aanzien van het door [appellante] betoogde met betrekking tot de plantoelichting overweegt de Afdeling dat deze, anders dan de regels en de verbeelding, niet bindend is. Overigens heeft de raad ter zitting aangegeven dat voor de door [appellante] bedoelde woning aan de Oranjestraat nog een aparte planologische afweging zal worden gemaakt.
[appellante] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog faalt.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
3.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
647-704.