ECLI:NL:RVS:2013:2278

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201304955/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Holten 2010 en de functie detailhandel

Op 4 december 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, gevestigd in Rijssen-Holten, en de raad van de gemeente Rijssen-Holten. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Kern Holten 2010', dat op 21 maart 2013 door de raad is vastgesteld. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het bestemmingsplan geen ruimte biedt voor de functie detailhandel voor haar pand, terwijl dit volgens haar wel zou moeten. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat detailhandel geconcentreerd dient te worden in het kernwinkelgebied en dat het pand van appellante buiten dit gebied ligt. Tijdens de zitting op 23 oktober 2013 zijn beide partijen vertegenwoordigd. De Afdeling heeft de beleidsvrijheid van de raad om bestemmingen aan te wijzen en de terughoudende toetsing van de Afdeling besproken. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen detailhandelsfunctie toe te kennen aan het pand van appellante, omdat het bestemmingsplan en de structuurvisie dit niet toestaan. De Afdeling oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304955/1/R1.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], gemeente Rijssen-Holten,
en
de raad van de gemeente Rijssen-Holten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Holten 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Wijhe, en de raad, vertegenwoordigd door C. van Bart, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actueel planologisch-juridisch kader voor het centrum van Holten.
3. [appellante] betoogt dat het plan voor haar pand aan de [locatie] te [plaats] ten onrechte niet voorziet in de onder het voorheen geldende bestemmingsplan toegestane functie detailhandel. Volgens [appellante] past de functie detailhandel binnen de structuurvisie en heeft de raad zich op een onjuist ander document gebaseerd. Voorts betoogt [appellante] dat juist in het centrum veel vraag bestaat naar betaalbare winkelruimte en dat onduidelijk is of de bestemming "Maatschappelijk" gelet op de geringe vraag daarnaar uitvoerbaar is ingeval de huidige huurder van het pand vertrekt. Verder acht [appellante] het plan in zoverre in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
3.1. De raad acht het wenselijk detailhandel te concentreren in het kernwinkelgebied op de Smidsbelt en de Kalfstermansweide en niet langer aan de Dorpsstraat. Het pand van [appellante] ligt buiten dit concentratiegebied. Dit volgt onder meer uit de structuurvisie 2005. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat de door [appellante] in het kader van het gelijkheidsbeginsel bedoelde situatie bestaand gebruik betreft.
3.2. Het plan voorziet voor de [locatie] in de bestemming "Maatschappelijk" en een aanduiding voor een bouwvlak.
Ingevolge artikel 1, onder 'bestaand', aanhef en onder a, van de planregels wordt onder 'bestaand' verstaan het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1.1, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:
a. (sociaal- en/of para-)medische instellingen;
g. bestaande sportvoorzieningen;
h. bestaande aantal (dienst)woningen;
i. ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
j. ondergeschikte detailhandel ten dienste van de bestemming.
3.3. Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de Structuurvisie Kom Holten (2005) met de ondertitel "Een nieuw Hart voor Holten" (hierna: de Structuurvisie 2005) het relevante beleid. De betogen van [appellante] dat de raad geen betekenis heeft mogen toekennen aan de Ruimtelijke economische visie Rijssen - Holten, deelrapport Holten van Seinpost uit 2007 en dat de begrenzing van het centrumgebied in dat document onvoldoende gemotiveerd en onnauwkeurig is, behoeven daarom geen bespreking.
3.4. In de Structuurvisie 2005 staat dat door de spreiding van de centrumfuncties langs de oude routes in Holten geen herkenbaar en levendig centrum bestaat. In hoofdstuk 4 van de Structuurvisie 2005 komen verschillende inrichtingsmodellen voor het centrum naar voren. Het eerste model, genaamd 'een kruis van wegen', past bij de tot dusver bestaande inrichting. Voorts wordt het model 'een ruit van ruimten' als mogelijke toekomstvisie besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een nieuw model besproken: 'een nieuw hart voor Holten'. Het laatstgenoemde model vormt de grondslag voor de structuurvisie en ziet op een verdraaiing van de centrum-as van oost-west naar noord-zuid richting. De centrumontwikkelingen zullen zich gaan concentreren rondom de nieuwe centrum-as: langs het Zwarte pad en de Kalfstermansweide naar de Smidsbelt. De huidige as langs de Dorpsstraat en de Oranjestraat krijgt als belangrijkste functie het ontsluiten van het centrum van Holten. Met de herstructurering van het gebied Zwarte pad en Kalfstermansweide ontstaat ruimte in het centrum voor nieuwe functies en verplaatsing van functies. Het is wenselijk om de huidige centrumfuncties buiten de nieuwe centrum-as te verplaatsen naar het toekomstige centrum. Dit betekent geen (nieuwe) functies langs de as Dorpsstraat en Oranjestraat, aldus de Structuurvisie 2005.
3.5. Aan een geldend bestemmingsplan kunnen in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Zoals hiervoor is overwogen is in de Structuurvisie 2005 gekozen voor het model 'een nieuw hart voor Holten'. Anders dan [appellante] veronderstelt kent de Structuurvisie 2005 geen doorslaggevende betekenis toe aan het model 'een ruit van ruimten'. Het model 'een nieuw hart voor Holten' is onder meer weergegeven op pagina 15 van de Structuurvisie 2005. Het pand van [appellante] ligt buiten de hierop ingetekende wandelroute voor de nieuwe centrumstructuur in de eindfase. Gelet hierop volgt uit de Structuurvisie 2005 dat toekenning van een detailhandelsfunctie aan het pand van [appellante] daarin niet past.
Voorts is niet gebleken dat binnen het gebied waar volgens de Structuurvisie 2005 detailhandel is toegestaan onvoldoende betaalbare winkelruimte beschikbaar is.
Vast staat dat het pand van [appellante] ten tijde van de vaststelling van het plan door een fysiotherapiepraktijk in gebruik was en gelet op de huurovereenkomst naar verwachting in ieder geval tot 31 juli 2017 als zodanig in gebruik zal blijven. Voor zover [appellante] heeft aangevoerd dat de bestemming "Maatschappelijk" na een mogelijk vertrek van de fysiotherapiepraktijk niet uitvoerbaar is gelet op de geringe vraag naar de met deze bestemming toegestane functies, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken van concrete aanwijzingen dat de fysiotherapiepraktijk na afloop van de huurovereenkomst zal vertrekken. Voorts is niet aannemelijk dat ingeval van een eventueel vertrek van de fysiotherapiepraktijk de voorziene gebruiksmogelijkheden zodanig beperkt zijn dat de bestemming "Maatschappelijk" niet uitvoerbaar is. Verder heeft [appellante] behoudens de functie detailhandel geen andere functies genoemd die zij ter plaatse wenselijk en uitvoerbaar acht. Niet aannemelijk is dat op de locatie alleen de functie detailhandel uitvoerbaar is.
Over de door [appellante] gemaakte vergelijking met het plandeel aan de overzijde van het plein waaraan wel de functie detailhandel is toegekend, wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat daar ten tijde van de vaststelling van het plan detailhandel aanwezig was. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellante] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid kunnen vasthouden aan het beleid en aan het pand van [appellante] geen functie detailhandel toe te kennen.
4. [appellante] betoogt dat onduidelijk is of de bestaande sportfaciliteiten van de fysiotherapiepraktijk op een juiste wijze zijn bestemd nu de planregels uitsluitend bestaande sportvoorzieningen toestaan. Volgens [appellante] is onduidelijk om welke sporten het precies gaat en of het gebruik na een onderbreking mag worden hervat.
4.1. Een redelijke uitleg van artikel 12, lid 12.1.1, aanhef en onder g, gelezen in samenhang met artikel 1, onder 'bestaand', aanhef en onder a, van de planregels, brengt met zich dat op locaties waar op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan sportvoorzieningen aanwezig waren, het gebruik voor vergelijkbare sportvoorzieningen is toegestaan. In het aangevoerde bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat dit onvoldoende rechtszeker is. Voorts kan het gebruik voor sportvoorzieningen zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan na een eventuele onderbreking gelet op artikel 1, onder 'bestaand', aanhef en onder a, van de planregels binnen de planperiode weer worden hervat.
5. Voor zover [appellante] betoogt dat geen onderzoek is verricht naar planschade, overweegt de Afdeling dat aan het bestreden besluit een planschaderisicoanalyse ten grondslag ligt. Het betoog mist feitelijke grondslag.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Hupkes
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
635.