ECLI:NL:RVS:2013:2239

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201300476/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 na besluit van de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 29 november 2012 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 6 juli 2011 het recht van [appellante] op kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 vastgesteld op nihil. Dit besluit werd later door de Belastingdienst bevestigd in een besluit van 24 april 2012, waarin het bezwaar van [appellante] ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellante] geen recht had op kinderopvangtoeslag, omdat de gastouder in 2008 meer dan vier kinderen gelijktijdig opving, wat in strijd is met de Wet kinderopvang (Wko).

Tijdens de zitting op 7 november 2013 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door D.S.C. Jansen en H.J. van de Vijfeijke, en de Belastingdienst/Toeslagen door mr. J.H.E. van der Meer. [appellante] betoogde dat de Belastingdienst ten onrechte de kinderopvangtoeslag op nihil had gesteld, omdat zij meende dat alleen voor de vier oudste kinderen aanspraak gemaakt kon worden op de toeslag. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgeving vereist dat de gastouder gelijktijdig niet meer dan vier kinderen opvangt, en dat dit niet alleen betrekking heeft op het aantal kinderen waarvoor aanspraak kan worden gemaakt, maar op het aantal dat feitelijk gelijktijdig mag worden opgevangen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat [appellante] over 2008 geen recht had op kinderopvangtoeslag. De Raad concludeerde dat de wetswijziging die in 2010 is doorgevoerd, waarbij het aantal gelijktijdig op te vangen kinderen werd verhoogd naar zes, niet van toepassing was op de situatie van [appellante], aangezien deze wijziging na het jaar 2008 is ingegaan. De Raad van State besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

201300476/1/A2.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 november 2012 in zaak nr. 11/4074 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht van [appellante] op kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 24 april 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door D.S.C. Jansen en H.J. van de Vijfeijke, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Ingevolge het bepaalde in die aanhef en onder c wordt onder gastouderopvang verstaan: kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
2. Aan het besluit van 24 april 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen onder meer ten grondslag gelegd dat [appellante] geen gebruik heeft gemaakt van gastouderopvang als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wko, aangezien de gastouder gelijktijdig meer dan vier kinderen opving.
3. [appellante] en haar partner hadden in 2008 vijf kinderen. Niet in geschil is dat de gastouder in 2008 deze kinderen gelijktijdig heeft opgevangen.
4. [appellante] betoogt dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag ten onrechte op nihil heeft gesteld. Daartoe voert zij aan dat de omstandigheid dat de gastouder maximaal vier kinderen mag opvangen slechts meebrengt dat alleen voor de vier oudste kinderen gebruik is gemaakt van gastouderopvang, zodat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag voor die vier kinderen.
4.1. De rechtbank heeft, gelet op de bewoordingen van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wko, met juistheid geoordeeld dat [appellante] in 2008 geen gebruik van gastouderopvang heeft gemaakt, aangezien de gastouder gelijktijdig meer dan vier kinderen heeft opgevangen en [appellante] daarom geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag over dat jaar. Het in deze bepaling neergelegde vereiste heeft geen betrekking op het aantal kinderen waarvoor maximaal aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat, maar - met het oog op de gewenste kwaliteit van opvang - op het aantal dat maximaal gelijktijdig feitelijk mag worden opgevangen.
[appellante] betoogt terecht dat vanaf 1 januari 2010 is toegestaan dat een gastouder gelijktijdig maximaal zes kinderen opvangt. Dit kan echter niet tot een andere conclusie leiden, reeds omdat deze wetswijziging na 2008 heeft plaatsgevonden.
Het betoog faalt.
5. Het voorgaande betekent dat [appellante] over 2008 geen aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag, zodat hetgeen zij voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking behoeft.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J. Borman en dr. M.W.C. Feteris, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
17-752.