201209324/1/R4.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Groningen,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Reitdiep 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. G.C.H.J. van de Vorstenbosch, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijk Reitdiep in Groningen.
3. [appellant] komt in beroep op tegen de vaststelling van de aanduiding "horeca van categorie 1" voor het plandeel met de bestemming "Gemengd" wat betreft het appartementencomplex waar hij woont aan de Reitdiephaven. Hij stelt dat ten tijde van de koop van zijn appartement ter plaatse geen horeca was voorzien. Hij vreest dat een horecagelegenheid in het gebouw zal leiden tot geluid- en geurhinder en een toename van het risico op brand. Tevens zal de verkeersveiligheid verminderen en zullen parkeerproblemen ontstaan. Voorts stelt [appellant] dat, anders dan de raad aanneemt, de uitbater voornemens is een terras te openen. Volgens [appellant] is reeds bij twee andere locaties aan het water nabij het appartementencomplex horeca toegestaan en is een derde locatie voor horeca daarom niet nodig. Hij vreest als gevolg van het plan een waardevermindering van zijn appartement.
3.1. De raad verwacht niet dat de voorziene horecagelegenheid geluidsoverlast zal veroorzaken, omdat slechts daghoreca met een klein bedrijfsoppervlak en beperkte openingstijden is toegestaan. De invloed van de horecagelegenheid op de omgeving zal derhalve vergelijkbaar zijn met detailhandel. Voorts zal bij de toetsing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de realisering van de horecafunctie worden gewaarborgd dat aan de relevante milieuvoorschriften wordt voldaan. De raad verwacht ten opzichte van de bestaande voorzieningen geen noemenswaardige toename van gemotoriseerd verkeer, omdat de meeste bezoekers van de horecagelegenheid reeds in de omgeving zullen zijn om de daar aanwezige winkels of de jachthaven te bezoeken. Er zal niet aan de zijde van de haven maar aan de zijde van de Friesestraatweg worden geparkeerd, zodat ook in zoverre geen overlast te verwachten is. Wat de noodzaak van de horeca betreft, stelt de raad dat kleine horeca op deze locatie zal leiden tot meer levendigheid en een vermindering van de leegstand. Ook is er vraag naar kleine horeca vanuit de woonwijk. Ter zitting heeft de raad voorts gesteld dat de begane grond van het appartementencomplex juist geschikt is voor kleine horeca vanwege de nabijheid van de supermarkt en andere winkels en dat de twee locaties waaraan [appellant] refereert zijn bestemd voor horeca van zwaardere categorieën dan is voorzien in het appartementencomplex. Indien het appartement van [appellant] in waarde daalt als gevolg van het plan, heeft hij in zoverre in beginsel aanspraak op een tegemoetkoming in planschade, aldus de raad.
3.2. Aan het appartementencomplex aan de Reitdiephaven is de bestemming "Gemengd" toegekend. Aan de gronden in het bouwvlak is de aanduiding "horeca van categorie 1" toegekend. Aan de gronden ten noorden, ten zuiden en ten oosten van het appartementencomplex is de bestemming "Verkeer" toegekend. Aan de gronden ten oosten hiervan is de bestemming "Gemengd" toegekend, met de aanduiding "horeca". Aan de gronden die grenzen aan de oostelijke zijde van dit bestemmingsvlak is de bestemming "Horeca" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.28, van de planregels wordt onder daghoreca verstaan een bedrijf dat ondersteunend is aan de detailhandel en aan de dagrecreatie buiten de inrichting, welke zich in principe afspeelt tussen 9 uur ‘s morgens en 9 uur ‘s avonds en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebakjes en zwak- en niet-alcoholische dranken.
Ingevolge lid 1.45 wordt onder horeca-1 verstaan horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken, zoals cafetaria’s, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:
(…)
c. horeca-1 ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1", echter uitsluitend op de begane grond tot in totaal 110 m² bruto vloeroppervlak en uitsluitend in de vorm van daghoreca;
d. horeca-2 en/of horeca-3, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca" tot in totaal maximaal 500 m² bruto vloeroppervlak;
(…).
Ingevolge artikel 9, lid 9.1, onder a, zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor een hotel.
Ingevolge artikel 13, lid 13.1, onder d, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor horeca-1, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "horeca".
3.3. Voor zover [appellant] betoogt dat de raad de bestemming van zijn appartementencomplex niet heeft mogen wijzigen omdat daar ten tijde van de koop van zijn appartement geen horeca was voorzien, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
3.4. Over het betoog van [appellant] dat geen noodzaak bestaat voor het toekennen van de aanduiding "horeca van categorie 1" aan het appartementencomplex voor de door de raad gewenste horecagelegenheid, omdat op twee andere locaties in de omgeving reeds horeca is toegestaan, wordt als volgt overwogen. Uit de verbeelding en de regels van het plan volgt dat de door [appellant] bedoelde locaties zijn bestemd voor horeca van zwaardere categorieën dan categorie 1. De raad heeft onbestreden uiteengezet dat horeca van categorie 1 onder het appartementencomplex zal leiden tot meer levendigheid en een vermindering van de leegstand en voorziet in een behoefte van de omliggende woonwijk. Tevens is onbestreden dat de begane grond van het appartementencomplex vanwege de nabijheid van de supermarkt en andere winkels in het bijzonder geschikt is voor horeca van categorie 1. Derhalve bestaat in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de aanduiding "horeca van categorie 1" aan het appartementencomplex heeft kunnen toekennen.
3.5. Uit de verbeelding en de regels van het plan volgt dat binnen de bestemming "Gemengd" bij het appartementencomplex geen terras is toegestaan. Ook is geen terras toegestaan op de voor "Verkeer" bestemde gronden die direct aan het appartementencomplex grenzen, nu aan deze gronden niet de aanduiding "horeca" is toegekend. De raad heeft bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor de omgeving dan ook geen rekening hoeven te houden met een terras bij de voorziene horecagelegenheid.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de voorziene horecagelegenheid wat betreft geluid, geur en brandrisico niet zal kunnen voldoen aan de relevante bepalingen van de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de op die wetten gebaseerde lagere regelgeving. Tevens is van belang dat ter plaatse alleen horeca van de lichtste categorie is toegestaan. [appellant] heeft onvoldoende weersproken dat de invloed hiervan op de omgeving vergelijkbaar is met detailhandel. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voor [appellant] geen onaanvaardbare hinder tot gevolg zal hebben.
3.6. [appellant] heeft onvoldoende weersproken dat de horecagelegenheid geen noemenswaardige toename van gemotoriseerd verkeer tot gevolg zal hebben, omdat de meeste bezoekers van de horecagelegenheid reeds in de omgeving zullen zijn om de daar aanwezige winkels of de jachthaven te bezoeken. Gelet op het verhandelde ter zitting moet ervan worden uitgegaan dat bezoekers van de horecagelegenheid gebruik kunnen maken van de bestaande parkeervoorzieningen ten zuiden van het appartementencomplex. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen vanwege de gevolgen van de voorziene horecagelegenheid voor het verkeer.
3.7. Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het appartement van [appellant] bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
717.