ECLI:NL:RVS:2013:2200

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201309350/1/V2 en 201309350/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en voorlopige voorziening in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 8 februari 2013 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 10 september 2013 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter overwoog dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde punten waren niet van belang voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het hoger beroep werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Daarnaast werd het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening in overweging genomen. De vreemdeling had verzocht om niet te worden uitgezet in verband met zijn gezondheidstoestand en om de huidige opvang en verstrekkingen voort te zetten. De voorzitter oordeelde dat, gezien de overgelegde stukken en het advies van het Bureau Medische Advisering, niet kon worden uitgesloten dat de gezondheidstoestand van de vreemdeling een beletsel zou vormen voor zijn uitzetting. Daarom werd het verzoek in dit opzicht ingewilligd, en werd bepaald dat de vreemdeling het standpunt van de staatssecretaris over het aangevraagde BMA-advies in Nederland mocht afwachten.

Tot slot werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 472,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201309350/1/V2 en 201309350/3/V2.
Datum uitspraak: 18 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Assen, van 10 september 2013 in zaak nr. 13/5710 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2013 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 10 september 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht. Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling doorgezonden aan de Afdeling.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. De vreemdeling heeft de voorzitter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij in verband met zijn gezondheidstoestand niet wordt uitgezet en dat de huidige opvang en verstrekkingen op dezelfde wijze worden voortgezet.
4. Blijkens de door de vreemdeling overgelegde stukken heeft de staatssecretaris in het kader van het onderzoek naar de gezondheidstoestand van de vreemdeling het Bureau Medische Advisering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: het BMA) gevraagd daarover advies uit te brengen. Nu gelet hierop niet op voorhand kan worden uitgesloten dat de gezondheidstoestand van de vreemdeling een beletsel zal vormen voor diens uitzetting, komt het verzoek in zoverre voor inwilliging in aanmerking. Hieruit volgt dat de aangekondigde beëindiging van opvang en verstrekkingen op 19 november 2013 niet kan plaatsvinden.
5. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling het standpunt van de staatssecretaris over het aangevraagde BMA-advies in Nederland mag afwachten;
III. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Yildiz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2013
594.