201307702/2/R1.
Datum uitspraak: 19 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Buurtplatform Binnenstad Maastricht, gevestigd te Maastricht, en andere,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Stichting Buurtplatform en andere beroep ingesteld. Stichting Buurtplatform en andere hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 november 2013, waar Stichting Buurtplatform en andere, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Verheijden, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan ziet op het gebied dat in de actualiseringsopgave is aangeduid als ‘Centrum’. Het plan is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en is grotendeels consoliderend van aard.
3. Stichting Buurtplatform en andere vrezen voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Hun verzoek is gericht op hetgeen zij in hun zienswijze onder de punten 3 en 7 hebben aangevoerd.
4. Met zienswijze 3 is onder meer ingegaan op mogelijke legalisering van illegaal gebruik. In het verzoekschrift hebben Stichting Buurtplatform en andere dit nader geconcretiseerd in en beperkt tot het gebruik van het pand Statenstraat 4/Vrijthof door Urban Residences als hotel. Daarbij wijzen zij op een verzoek om handhaving dat zij hebben ingediend tegen dit gebruik.
4.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik voor kortlopende verhuur onder de woonfunctie ter plaatse is toegelaten. Ter zitting heeft hij aangegeven dat hij dit standpunt mogelijk zal heroverwegen gelet op hetgeen de Afdeling in haar uitspraak van 23 oktober 2013, zaak nr. 201300024/1/A1, over short stay heeft overwogen.
4.2. De voorzitter acht niet uitgesloten dat het gebruik van het pand Statenstraat 4/Vrijthof door Urban Residences als een vorm van short stay moet worden aangemerkt en dat dit niet onder de woonfunctie kan worden begrepen. Het verzoek van Stichting Buurtplatform en andere is ingegeven door de vrees dat het plan het gebruik van het pand Statenstraat 4/Vrijthof als horeca categorie 5 mogelijk maakt en dat dit tot gevolg zal hebben dat op hun verzoek om handhaving afwijzend zal worden beslist. Deze vrees is naar het oordeel van de voorzitter ongegrond. Aan het desbetreffende perceel is onder meer de bestemming "Centrum" met de gebiedsaanduiding "horeca-overig Centrum (C)" toegekend. Uit artikel 4, lid 4.1, van de planregels volgt dat op gronden met de bestemming "Centrum" horeca in de categorieën 1 tot en met 5 is toegelaten overeenkomstig de, voor zover in dit geval relevant, gebiedsaanduiding "horeca-overig Centrum (C)", zoals opgenomen in artikel 29, lid 29.3. Ingevolge lid 4.5.9 zijn horecafuncties uitsluitend toegestaan overeenkomstig de in artikel 29, leden 29.1 tot en met 29.4, aangegeven gebiedsaanduidingen. Horeca categorie 5 betreft een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers. Uit de tabel in lid 29.3 volgt dat bestaande horeca categorie 5 is toegestaan. Artikel 1, lid 1.19, definieert het begrip ‘bestaand’ wat betreft gebruik als aanwezig op het moment van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald. De bestaande functies op de begane grond zijn opgenomen in de lijst in bijlage 3 'bestaande situatie functies en goothoogten' van de planregels. In deze lijst is wat betreft het perceel Statenstraat 4 voor de begane grond als functie ‘leegstand’ vermeld. Ter zitting heeft de raad desgevraagd bevestigd dat dit hiermee ook voor de overige bouwlagen, wat betreft artikel 29, lid 29.3, geldt. Een gebruik van de andere bouwlagen als horeca categorie 5 zou immers niet kunnen zonder dezelfde functie voor de begane grond waar zich de toegang tot het pand bevindt. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het gebruik als horeca categorie 5 van het pand Statenstraat 4/Vrijthof niet mogelijk is gemaakt. Met het voorliggende plan wordt daarmee een onder het vorige bestemmingsplan al dan niet illegaal aangevangen gebruik van het pand Statenstraat 4/Vrijthof niet gelegaliseerd. Met het verzoek op dit punt is daarom geen spoedeisend belang gemoeid.
5. Uit zienswijze 7, mede gelet op het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting, volgt dat Stichting Buurtplatform en andere de bestemmingsregeling te weinig beschermend achten. Zij zijn van mening dat door het samenvoegen van verschillende bestemmingsplannen in het voorliggende plan onbedoeld te ruime gebruiksmogelijkheden zijn ontstaan. Voorts beschermt het plan de historische bebouwing onvoldoende.
5.1. De raad wijst erop dat het voorliggende bestemmingsplan een vertaling is van de vorige bestemmingsplannen voor hetzelfde gebied en dat de plansystematiek nauwelijks is gewijzigd. Ook inhoudelijk bestaat volgens de raad vrijwel geen verschil met de vorige planologische regelingen. Daarbij zijn beperkingen opgenomen terzake van woningsplitsing en kamerverhuur.
5.2. De voorzitter overweegt dat Stichting Buurtplatform en andere desgevraagd ter zitting hun algemeen gestelde betoog niet nader hebben kunnen concretiseren. Aldus hebben zij hun vrees voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op dit punt niet nader onderbouwd. Daarmee is niet gebleken van een spoedeisend belang op dit punt zodanig dat de behandeling in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. Daarbij heeft de voorzitter mede in aanmerking genomen de toelichting ter zitting van de raad dat een consoliderend bestemmingsplan is beoogd.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bechinka
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2013
371.