ECLI:NL:RVS:2013:2179

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201305307/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Leeuwarden - Westelijke Invalsweg Fase 2 en de beroepen van Zandleven en appellant sub 2

Op 27 november 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Leeuwarden - Westelijke Invalsweg Fase 2". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Leeuwarden op 25 maart 2013, voorziet in de aanleg van een weg die de Rijksweg A31 verbindt met de stadsring van Leeuwarden. Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen Zandex Beheer B.V. en Zandleven Coatings B.V. (gezamenlijk aangeduid als Zandleven) en een tweede appellant beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 4 oktober 2013.

Zandleven betoogde dat de bestemming "Verkeer" voor het perceel Snekertrekweg 57 de uitbreiding van hun bedrijfsactiviteiten onmogelijk maakt. Ze voerden aan dat de raad onvoldoende rekening had gehouden met hun plannen voor uitbreiding en dat de nieuwe ontsluiting via een parallelweg niet geschikt zou zijn voor vrachtverkeer. De raad stelde echter dat de weg onderdeel is van een pakket maatregelen om de verkeersdoorstroming te verbeteren en dat er voldoende ruimte blijft voor de bedrijfsvoering van Zandleven.

De Afdeling oordeelde dat Zandleven niet aannemelijk had gemaakt dat de raad onterecht voorbij was gegaan aan hun uitbreidingsplannen. De raad had bovendien geen wettelijke verplichting om de afstand tussen de weg en de ondergrondse tanks van Zandleven verder te onderzoeken. Het beroep van Zandleven werd ongegrond verklaard.

Appellant sub 2, die ook beroep had ingesteld, betoogde dat zijn bedrijf aan de Ampèrestraat 10-12 niet meer goed bereikbaar zou zijn door de realisering van het plandeel met de bestemming "Verkeer". De raad weerlegde deze stelling door aan te geven dat de bereikbaarheid van het bedrijf niet in gevaar komt. De Afdeling oordeelde dat de zorgen van appellant sub 2 over de bereikbaarheid niet voldoende onderbouwd waren en verklaarde ook zijn beroep ongegrond. De uitspraak bevestigde de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de terughoudende toetsing door de Afdeling.

Uitspraak

201305307/1/R6.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Zandex Beheer B.V. en Zandleven Coatings B.V. (hierna gezamenlijk in enkelvoud: Zandleven), gevestigd te Leeuwarden,
2. [appellant sub 2], wonend te Leeuwarden,
en
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Leeuwarden - Westelijke Invalsweg Fase 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Zandleven en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Zandleven en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2013, waar Zandleven, vertegenwoordigd door W.T. Dijkstra, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door J.V. van Ophem, advocaat te Leeuwarden, ing. H. Waterlander, mr. J. van der Noord en ing. R. Ketzer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in de tweede fase van de weg die de Rijksweg A31, de zogenoemde "Haak om Leeuwarden", verbindt met de stadsring om Leeuwarden en het westelijke deel van de binnenstad.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van Zandleven
3. Het beroep van Zandleven is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Verkeer" wat betreft het perceel Snekertrekweg 57 te Leeuwarden. Zandleven betoogt dat de door haar gewenste uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten op het zuidelijke deel van dit perceel ten onrechte onmogelijk is gemaakt. Zij stelt in dit verband dat zij plannen voor uitbreiding aan de gemeente heeft voorgelegd, waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening had moeten houden. Verder wenst Zandleven een rechtstreekse ontsluiting van het perceel op de Marshallweg te behouden om goed bereikbaar te blijven voor vrachtverkeer. Ter zitting heeft zij in dit verband gesteld dat de parallelweg die zal worden aangelegd bij de zuidzijde van haar perceel niet genoeg ruimte biedt om te manoeuvreren met grote vrachtwagens. Ten slotte betoogt Zandleven dat nader onderzoek had moeten worden gedaan naar de risico’s van de korte afstand tussen de weg waarin het plan voorziet en een aantal ondergrondse tanks op voornoemd perceel. Ter zitting heeft zij in dit kader gesteld te vrezen dat in de toekomst, vanwege de aanwezigheid van de weg, de tanks verplaatst zullen moeten worden, hetgeen haar bedrijfsvoering in gevaar zal brengen.
3.1. De raad stelt dat de weg waarin het plan voorziet onderdeel is van een samenhangend pakket aan maatregelen om de toegang voor het verkeer tot de stad te verbeteren. Het uitgangspunt van het ontwerp van de weg is dat zo min mogelijk gronden van derden nodig zijn. Niettemin is volgens de raad 800 m2 van het perceel van Zandleven nodig voor realisering van de weg. De huidige en toekomstige bedrijfsvoering van Zandleven komt hierdoor volgens de raad niet in gevaar. Het perceel is in totaal 10.299 m2 groot, waarvan thans 5.507 m2 bebouwd is, zodat ook na realisering van het plan nog uitbreidingsruimte voor Zandleven beschikbaar is. Volgens de raad zijn geen concrete plannen voor uitbreiding aan de gemeente voorgelegd. Wat de ontsluiting van het perceel op de Marshallweg betreft, wijst de raad erop dat het gemeentelijk beleid is om op gebiedsontsluitingswegen geen directe perceelsontsluitingen toe te staan. Dit zou de doorstroming en de verkeersveiligheid namelijk in gevaar brengen. Daar komt in dit geval volgens de raad nog bij dat het perceel nabij een kruispunt met verkeerslichten is gelegen. Er zal een parallelweg worden aangelegd waarop het zuidelijke deel van het perceel van Zandleven wordt ontsloten. Deze parallelweg is volgens de raad ruim genoeg voor vrachtverkeer. Wat de afstand van de weg tot de ondergrondse tanks betreft, wijst de raad erop dat hiervoor geen wettelijke regels bestaan. De raad ziet niet in waarom een afstand van 35 m tot de weg niet aanvaardbaar zou zijn.
3.2. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Zandleven heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aan de raad zodanig concrete plannen voor uitbreiding van haar bedrijf heeft voorgelegd dat de raad daar bij de vaststelling van het voorliggende plan niet zonder nadere motivering aan voorbij heeft mogen gaan. Zandleven heeft weliswaar enkele schetsontwerpen voor een mogelijke uitbreiding aan de Afdeling overgelegd, maar de raad heeft ter zitting onweersproken gesteld dat deze door Zandleven slechts eenmaal tijdens een bespreking zijn getoond en verder niet als een concreet voornemen voor een uitbreiding aan de raad zijn voorgelegd.
Gelet op het verhandelde ter zitting acht de Afdeling aannemelijk dat Zandleven nog enige uitbreidingsruimte op de achterzijde van haar perceel rest. Zandleven heeft niet gesteld dat deze uitbreidingsruimte zodanig gering is dat het voortbestaan van haar bedrijf in gevaar komt. Tevens is van belang dat volgens het in zoverre niet bestreden taxatierapport van Oranjewoud van 7 februari 2013 de waarde van het resterende deel van het perceel van Zandleven daalt met €70.000, welk bedrag ongeveer gelijk is aan de getaxeerde waarde van de 800 m2 grond van Zandleven die in het voorliggende plan voor "Verkeer" zijn bestemd. Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de realisering van de weg waarin het bestreden plandeel voorziet dan aan het belang van Zandleven gevrijwaard te blijven van een beperking van haar uitbreidingsmogelijkheden.
3.3. Voor zover Zandleven stelt dat zij een rechtstreekse ontsluiting van haar perceel op de Marshallweg wenst te behouden, wordt als volgt overwogen. Niet in geschil is dat het plan tot gevolg heeft dat deze rechtstreekse ontsluiting verdwijnt en wordt vervangen door een ontsluiting op een parallelweg. Zandleven heeft niet weersproken dat, zoals de raad heeft gesteld, het handhaven van de rechtstreekse ontsluiting op de Marshallweg de doorstroming en de verkeersveiligheid op die weg in gevaar zou brengen. Zandleven heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de ontsluiting op de parallelweg haar in haar bedrijfsvoering zal belemmeren. Hiertoe is onvoldoende de niet nader onderbouwde stelling dat de parallelweg niet genoeg ruimte biedt om te manoeuvreren met grote vrachtwagens. Daarom biedt hetgeen Zandleven over de ontsluiting van haar perceel heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plandeel met de bestemming "Verkeer" in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
3.4. Niet in geschil is dat de ondergrondse opslagtanks op ongeveer 35 m van de in het plan voorziene weg zijn gelegen. Zandleven heeft niet nader onderbouwd dat de aanwezigheid van de tanks op die afstand van de weg een gevaar vormt voor het wegverkeer. Reeds hierom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad nader onderzoek had dienen te doen naar de risico’s voor het wegverkeer. Voor zover Zandleven vreest in de toekomst te worden verplicht de tanks te verplaatsen vanwege de aanwezigheid van de weg, betreft dit een onzekere toekomstige omstandigheid die niet raakt aan de rechtmatigheid van het thans voorliggende plan.
3.5. Het beroep van Zandleven is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
4. Het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Verkeer". [appellant sub 2] betoogt dat zijn bedrijf aan de Ampèrestraat 10-12 als gevolg van de realisering van dit plandeel niet meer goed bereikbaar zal zijn. Hij wijst erop dat zijn bedrijf aan het einde van een doodlopende straat komt te liggen, waar zware transportvoertuigen niet kunnen keren. Deze zullen daarom achteruit moeten rijden, wat onveilige situaties zal opleveren. Daarnaast vreest [appellant sub 2] problemen bij het laden en lossen van langere vrachtwagens. Ook zal volgens [appellant sub 2] zijn bedrijf niet meer goed te bereiken zijn als er wordt geladen of gelost.
4.1. De raad stelt dat het bedrijf van [appellant sub 2] ook na de realisering van het plan goed bereikbaar blijft. Dat sommige vrachtwagens achteruit moeten rijden om te kunnen laden of lossen, zal volgens de raad geen onveilige situaties opleveren, vanwege de geringe afstand die afgelegd moet worden, de geringe frequentie van het verkeer en het feit dat de straat doodlopend is. Hierbij wijst de raad erop dat het gescheiden fietspad verder zal worden doorgetrokken. Wat betreft de bereikbaarheid van het bedrijf tijdens laden en lossen, wijst de raad erop dat de Ampèrestraat ter plaatse 6 tot 7 m breed is, zodat in zoverre voldoende ruimte beschikbaar is.
4.2. Aan het grootste deel van het perceel van [appellant sub 2], voor zover dat in het plangebied is gelegen, is de bestemming "Bedrijventerrein" toegekend. Aan een driehoekig gedeelte in het zuidoosten van het perceel is de bestemming "Verkeer" toegekend.
4.3. Niet in geschil is dat het voor "Verkeer" bestemde gedeelte van het perceel van [appellant sub 2] in het voorheen geldende plan voor bedrijfsdoeleinden was bestemd. Evenmin is in geschil dat de gemeente dit perceelsgedeelte wenst te verwerven, desnoods door middel van onteigening. Gelet hierop is aannemelijk dat voor het bedrijf van [appellant sub 2] als gevolg van de vaststelling van het bestreden plandeel minder ruimte zal resteren voor het laden en lossen van vrachtwagens. De Afdeling ziet hierin evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestreden plandeel niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Hierbij is van belang dat [appellant sub 2] wat betreft de bereikbaarheid van en het laden en lossen bij zijn bedrijf voornamelijk bevreesd is voor de gevolgen van de afsluiting van de Ampèrestraat. Deze afsluiting volgt evenwel niet uit de verbeelding en de regels van het voorliggende plan. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd, bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid het plandeel met de bestemming "Verkeer" heeft kunnen vaststellen.
4.4. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
717.