201304814/3/R3.
Datum beslissing: 18 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van mr. M.W.L. Simons-Vinckx (hierna: de staatsraad) als lid van de Afdeling bij de behandeling van zaak nr. 201304814/1/R3.
Procesverloop
Bij brief, bij de Afdeling ingekomen op 15 oktober 2013, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van de staatsraad bij de behandeling van zaak nr. 201304814/1/R3.
De staatsraad heeft niet berust in de wraking.
De Afdeling heeft op 1 november 2013 het wrakingsverzoek ter zitting aan de orde gesteld, waar [verzoeker] niet is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Overwegingen
1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Het verzoek om wraking berust onder meer op twee opmerkingen van de staatsraad tijdens de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van de Afdeling op 9 oktober 2013. De bedoelde opmerkingen zien op het niet overleggen van een pleitnotitie door het college in relatie met de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, alsmede op verstrekking in Nederland van bouwvergunningen door colleges van burgemeester en wethouders en de toetsing door agrarische adviescommissies. Deze opmerkingen geven volgens [verzoeker] blijk van vooringenomenheid van de staatraad. Verder heeft de staatsraad [verzoeker] slechts vijf minuten spreektijd gegeven. Ook moest [verzoeker] de door hem overgelegde pleitnota met een kaartje dat als toelichting diende weer innemen en werd die niet aan het dossier toegevoegd, met als motivering dat nieuwe stukken uiterlijk tien dagen voor de zitting dienen te worden overgelegd. Voorts functioneerde het computersysteem ter zitting niet, zodat plankaarten die op www.ruimtelijkeplannen.nl staan niet konden worden getoond. Daardoor beschikte niet elke partij over dezelfde informatie. Tot slot kent de staatsraad de ambtenaren die het college ter zitting vertegenwoordigden, omdat zij docent is bij OSR Juridische opleidingen en bij het Instituut voor Bouwrecht. Uit al deze omstandigheden volgt dat de staatsraad partijdig is en vooraf een standpunt heeft ingenomen, aldus [verzoeker].
2.1. Uit het proces-verbaal van de zitting waar de zaak is behandeld, volgen de voormelde opmerkingen niet. In de omstandigheid dat het proces-verbaal geen letterlijke weergave is van alles wat door de aanwezigen op die zitting wordt gezegd, ziet de Afdeling aanleiding nog het volgende op te merken. Het is niet ongebruikelijk dat door een staatsraad ter zitting het wettelijk kader waaraan een beroep dient te worden getoetst, in zijn algemeenheid nog wordt toegelicht. Uit het feit dat in het wrakingsverzoek wordt gesproken over een opmerking ter zitting met betrekking tot bestuursorganen en adviescommissies in Nederland leidt de Afdeling af dat de staatsraad hier een algemene schets heeft gegeven met betrekking tot het wettelijk kader waarbinnen vergunningverlening door colleges van burgemeester en wethouders en al dan niet verplichte inschakeling van agrarische adviescommissies moet plaatsvinden. De Afdeling kan daarin geen aanknopingspunt vinden voor het oordeel dat daarmee de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen zijn geschaad.
Verder volgt uit dat proces-verbaal dat [verzoeker] zijn pleitnotitie heeft overgelegd en dat deze ook aan het dossier is toegevoegd, maar dat slechts het aan de pleitnotitie gehechte stuk is teruggegeven, omdat dit een nieuw stuk is. Dit is een procesbeslissing, die als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling kan staan. Het instituut van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen te worden aangewend. Het enkele feit dat deze procesbeslissing is genomen brengt niet met zich dat sprake is van een feit of omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat [verzoeker] vijf minuten spreektijd heeft gekregen is evenmin een dergelijk feit of een dergelijke omstandigheid. In de uitnodigingsbrief voor de zitting is vermeld dat partijen elk vijf minuten spreektijd krijgen bij aanvang van de zitting en dat zij een verzoek kunnen indienen om langer te spreken, indien zij dat nodig achten. Dit is een vaste werkwijze van de Afdeling, waaruit niet volgt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. [verzoeker] heeft overigens geen verzoek om langer te mogen spreken ingediend.
Voor zover [verzoeker] betoogt dat ter zitting www.ruimtelijkeplannen.nl niet bereikbaar was en partijen daardoor niet over dezelfde informatie beschikten, geldt dat hij die website ook voor aanvang van de zitting had kunnen raadplegen. Die website is voor iedereen toegankelijk. Dat [verzoeker] niet over dezelfde stukken kon beschikken als het college mist daarom feitelijke grondslag. Voor zover [verzoeker] betoogt dat bestemmingsplankaarten niet voorhanden waren en niet getoond konden worden, geldt dat de bestemmingsplankaart als weergegeven op www.ruimtelijkeplannen.nl leidend is en niet een papieren bestemmingsplankaart.
[verzoeker] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de staatsraad de ambtenaren kent die het college ter zitting vertegenwoordigden. De enkele veronderstelling van [verzoeker] is daartoe onvoldoende. Overigens merkt de Afdeling nog op dat zo de betreffende ambtenaren al zouden hebben deelgenomen aan (een van) de door [verzoeker] genoemde cursussen, uit dit enkele feit niet zonder meer volgt dat daardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou lijden.
3. Nu ten aanzien van de staatsraad ook overigens niet is gebleken van enig feit of van enige omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2013
622.