201304814/1/R3.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Uden,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Uden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied 2006, Munterweg 2, Uden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2013, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S.W.M. Schutte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wijzigingsplan maakt de vestiging van een tuinbouwbedrijf aan de Munterweg 2 te Uden mogelijk.
2. Het college betoogt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat deze niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit. Het college voert daartoe aan dat de woning van [appellant] op een afstand van ongeveer 350 meter van het plangebied ligt en dat [appellant] vanuit zijn woning geen zicht heeft op het plangebied.
2.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen besluiten als thans aan de orde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
2.2. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 350 meter van het plangebied. Vanuit zijn woning heeft hij geen zicht op het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant] bestreden plangebied mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat tussen de woning van [appellant] en het plangebied een bomenrij aanwezig is.
Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen, rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. [appellant] heeft desgevraagd ter zitting medegedeeld dat zijn belang ligt in het behoud van de natuur. Hij stelt dat hij door het plan niet meer in het plangebied zal kunnen wandelen en dat door de voorgenomen ontwikkeling ten onrechte natuurgebied verloren gaat dat elders met belastinggeld zal worden gecompenseerd. Dit is onvoldoende onderscheidend om als een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen gelden.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen ontvankelijk beroep kan instellen.
3. Het beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
408.