ECLI:NL:RVS:2013:2158

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201303647/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering projectbesluit en bouwvergunning voor woning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Raad van State op 27 november 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van [appellante] tegen het besluit van de raad van 17 april 2012 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Het betrof een weigering van de raad om een projectbesluit te nemen voor het realiseren van een woning op een perceel in Huis ter Heide, gemeente Zeist. Daarnaast had het college op 1 juni 2012 geweigerd een bouwvergunning eerste fase te verlenen voor de woning.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de raad niet verplicht was om adviezen van interne deskundigen te volgen en dat de raad een grote mate van vrijheid heeft bij het nemen van besluiten. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat de raad de motiveringsplicht had nageleefd, ondanks de positieve adviezen van het college en gemeentelijke deskundigen. De Raad van State bevestigde dat de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan 'Amersfoort e.o.' niet was opgeheven door het nemen van een projectbesluit, waardoor het college niet anders kon beslissen dan de bouwvergunning te weigeren.

Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201303647/1/A1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 maart 2013 in zaken nrs. 12/2304 en 12/2327 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist.
Procesverloop
Bij besluit van 17 april 2012 heeft de raad geweigerd ten behoeve van [appellante] een projectbesluit te nemen voor het realiseren van een woning op het perceel [locatie] te Huis ter Heide, gemeente Zeist.
Bij besluit van 1 juni 2012 heeft het college geweigerd aan [appellante] bouwvergunning eerste fase te verlenen ten behoeve van het bouwen van voornoemde woning.
Bij uitspraak van 8 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen het besluit 17 april 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voorts heeft zij het beroep van [appellante] tegen het besluit van 1 juni 2012 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende A] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. H.A. Samuels Brusse-van der Linden, advocaat te Utrecht, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door F.W.J. Verheul en P. Nieser, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende B], bijgestaan door mr. M.A. de Boer en [belanghebbende A], vertegenwoordigd door mr. S. Essakkili, gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan ziet op het oprichten van een woning op het perceel [locatie] te Huis ter Heide en is in strijd met de in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Amersfoort e.o." op het perceel rustende bestemmingen "Wonen" en "Tuinen". De strijdigheid bestaat hierin dat op dit perceel ter plaatse van het bouwplan waar de bestemming "Wonen" geldt geen bouwvlak is opgenomen en waar de bestemming "Tuinen" geldt geen woning mag worden gebouwd. De raad heeft geweigerd met toepassing van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van het bouwplan een projectbesluit te nemen.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 17 april 2012 in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat de raad in het verweerschrift bij de rechtbank en ter zitting aldaar, ook niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij in redelijkheid kon weigeren een projectbesluit te nemen ten behoeve van het bouwplan. Volgens haar komt aan de raad een zwaardere motiveringsplicht toe, nu het college reeds heeft voorgesteld mee te werken aan het bouwplan en de gemeentelijke deskundigen daarover positief hebben geadviseerd. Voorts heeft de raad volgens haar onvoldoende gemotiveerd waarom de beoogde woning te volumineus is.
2.1. In de omstandigheid dat het college en gemeentelijke deskundigen positief stonden tegenover het bouwplan, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad het gevraagde projectbesluit niet mocht weigeren. Het college heeft weliswaar voorgesteld mee te werken aan het bouwplan en de gemeentelijke deskundigen hebben positief geadviseerd, maar dat neemt niet weg dat de bevoegdheid om al dan niet een projectbesluit te nemen berust bij de raad. De raad heeft een grote mate van vrijheid om daarvan al dan niet gebruik te maken en kan daarbij zijn eigen afwegingen maken. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft de raad er zorg voor te dragen dat het besluit is voorzien van een deugdelijke motivering, maar is hij niet gehouden adviezen van interne deskundigen te volgen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de raad slechts van een intern deskundig advies mag afwijken met, in dit geval, een stedenbouwkundig tegenadvies.
Anders dan [appellante] betoogt, heeft de rechtbank voorts met juistheid overwogen dat de raad, in zijn beoordeling of het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is, aansluiting heeft kunnen zoeken bij de planvoorschriften die zien op de naastgelegen percelen Korte Bergweg 8a, 8b en 8bis en niet op de gehele Korte Bergweg. De raad heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat de Korte Bergweg lang is en een verscheidenheid aan bebouwing kent.
De rechtbank heeft evenzeer het standpunt van de raad, dat het onwenselijk is dat met de beoogde woning de op die percelen maximaal toegestane oppervlakte, goot- en bouwhoogte - in ruime mate - zal worden overschreden, niet onredelijk geacht. Zij heeft hierbij mede in aanmerking kunnen nemen dat het bestemmingsplan ten tijde van het besluit van 17 april 2012 ruim vier jaar oud was, zodat er vanuit mag worden gegaan, anders dan betoogd, dat daarin de meest recente planologische inzichten zijn verwerkt. Anders dan [appellante] betoogt heeft de raad aansluiting kunnen zoeken bij de toegestane maximale oppervlakte voor hoofdgebouwen van de naastgelegen percelen en heeft het de toegestane maximale oppervlakte voor bijgebouwen/ aan- en uitbouwen buiten beschouwing kunnen laten.
Het betoog faalt.
2.2. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de raad, doordat hij nimmer aan haar en aan het college heeft aangegeven dat het bouwplan te volumineus zou zijn en dat daaraan geen medewerking zou worden verleend, de verwachting heeft gewekt dat hij ten behoeve van het bouwplan een projectbesluit zou nemen.
2.3. Het college heeft de raad weliswaar geïnformeerd over het opstarten van de procedure voor het nemen van een projectbesluit, maar het enkele feit dat de raad daarop niet heeft gereageerd, betekent niet dat [appellante] daaraan de verwachting kon ontlenen dat de raad zonder meer ten behoeve van het bouwplan een projectbesluit zou nemen.
Het betoog faalt.
2.4. De rechtbank heeft derhalve terecht de rechtsgevolgen van het besluit van 17 april 2012 in stand gelaten.
3. Nu de geconstateerde strijd met de planvoorschriften niet door het nemen van een projectbesluit is opgeheven, kon het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, gelet op het stelsel in artikel 44 van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, niet anders beslissen dan de bouwvergunning weigeren.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
414-776.