ECLI:NL:RVS:2013:2154

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2013
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
201303550/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de bouw van woningen op Kerkstraat 48 te Mook

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 7 maart 2013 het beroep van [appellant] tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van zeven woningen op het perceel Kerkstraat 48 te Mook ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar had op 27 oktober 2011 een omgevingsvergunning verleend, waartegen [appellant] bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 28 februari 2012 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op het advies van de welstandscommissie, die positief had geadviseerd over het bouwplan. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het perceel in een ander welstandsgebied ligt en dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 oktober 2013 behandeld. De rechtbank had de deelgebiedenkaart van de Welstandsnota 2004 leidend geacht, wat de Afdeling bevestigde. De Afdeling oordeelde dat het college zich op het welstandsadvies mocht baseren en dat de bezwaren van [appellant] niet opgingen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201303550/1/A1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te Mook, gemeente Mook en Middelaar (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 maart 2013 in zaak nr. 12/516 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor de bouw van zeven woningen op het perceel Kerkstraat 48 te Mook (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 februari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, en het college, vertegenwoordigd door F. Croonen en H. Gerrits, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De welstandscommissie het Gelders Genootschap heeft in haar advies van 22 september 2011 positief over het bouwplan geadviseerd. Zij heeft daarbij getoetst aan de welstandscriteria van het deelgebied "Wonen aan de Maas" uit de Welstandsnota 2004 van de gemeente Mook en Middelaar. Het college heeft geen reden gezien af te wijken van het door de welstandscommissie gegeven advies en heeft dat advies aan zijn besluit ten grondslag gelegd.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het perceel in het deelgebied "De bebouwingslinten" van de Welstandsnota 2004 is gelegen. Hij voert in dit kader aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat niet naar de kaart, maar naar de bijbehorende tekst van de Welstandsnota 2004 dient te worden gekeken. Indien de kaart desondanks toch van belang is, heeft de rechtbank volgens [appellant] bij haar oordeel dat het perceel is gelegen in het deelgebied "Wonen aan de Maas" zich ten onrechte uitsluitend gebaseerd op de deelgebiedenkaart van de Welstandsnota 2004, over welke kaart het college pas in de bezwaarfase beschikte. Hij betoogt verder dat ten tijde van de totstandkoming van de Welstandsnota 2004 geen duidelijkheid bestond over de vraag in welk welstandsgebied het perceel is gelegen. [appellant] betoogt voorts dat onder de nieuwe op 7 maart 2013 vastgestelde Welstandsnota 2013 de gehele Kerkstraat tot bebouwingslint wordt gerekend, hetgeen volgens hem een aanwijzing vormt bij de beantwoording van de vraag tot welk deelgebied van de Welstandsnota 2004 het perceel behoort.
2.1. De rechtbank heeft voor de bepaling welke welstandscriteria van toepassing zijn, terecht de kaart behorende bij de Welstandsnota 2004 leidend geacht. Hierbij is van belang dat de tekst van de Welstandsnota 2004 geen overzicht van straatnamen bevat, waardoor op die wijze niet kan worden bepaald tot welk deelgebied het perceel behoort. Bovendien zijn in die tekst, op enkele uitzonderingen na, geen straatnamen genoemd. De kaart is derhalve noodzakelijk om te kunnen vaststellen in welk deelgebied het perceel is gelegen. Dat de Kerkstraat wel is vermeld in de paragraaf van de welstandsnota die ziet op het deelgebied "De bebouwingslinten" maakt dat niet anders. Daar is slechts een algemene beschrijving van het verloop en het beeld van de Kerkstraat gegeven die geenszins uitsluit dat die straat op onderdelen daarvan niet tot het als bebouwingslinten aangegeven gebied behoort. De rechtbank is uitgegaan van de deelgebiedenkaart behorende bij de Welstandsnota 2004. Het college heeft aan het besluit van 27 oktober 2011 en aan het besluit op bezwaar van 28 februari 2012 dezelfde kaart ten grondslag gelegd. Deze kaart is op verzoek van de bezwarencommissie van de gemeente Mook en Middelaar vergroot en met een hogere resolutie geprint, waardoor de grenzen van de deelgebiedenkaart beter zichtbaar zijn geworden. Anders dan [appellant] betoogt, kan voorts geen grond worden gevonden voor het oordeel dat ten tijde van de totstandkoming van de Welstandsnota 2004 onduidelijkheid bestond over de vraag in welk welstandsgebied het perceel is gelegen, nu uit de deelgebiedenkaart blijkt tot welk welstandsgebied het perceel behoort. Dat in de Welstandsnota 2013 het perceel wel tot het bebouwingslint is gerekend, kan er niet aan af doen dat in dit geval moet worden uitgegaan van de ten tijde van belang geldende Welstandsnota 2004.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bouwplan niet in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand en het college derhalve op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de gevraagde omgevingsvergunning had moeten weigeren. [appellant] voert daartoe aan dat de welstandscommissie in 2006 een bouwplan op het perceel dat voorzag in twintig gestapelde woningen niet in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand heeft geacht vanwege de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van het historische bebouwingslint langs de Kerkstraat. [appellant] wijst verder op het door hem overgelegde tegenadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Venlo van 7 mei 2012, waaruit volgt dat het bouwplan niet voldoet aan de welstandscriteria van het deelgebied "De bebouwingslinten". Hij betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zelfs indien het bouwplan is gelegen in het deelgebied "Wonen aan de Maas", niet wordt voldaan aan de welstandscriteria als genoemd in paragraaf 4.5 van de Welstandsnota 2004. Hij voert daartoe aan dat het bouwplan voorziet in woningen die geheel uit hout en glas bestaan, terwijl volgens de welstandscriteria de voorkeur wordt gegeven aan gevels die in hoofdzaak uit baksteen bestaan en daken die bedekt zijn met dakpannen. Daarnaast voldoet het bouwplan niet aan de welstandscriteria nu niet alle voorziene woningen met de voorgevel zijn gericht naar de straat en bovendien de woningen niet georiënteerd zijn op de Maas, aldus [appellant]. In dit kader wijst hij op het door hem overgelegde tegenrapport van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Venlo van 18 september 2013.
3.1. Volgens paragraaf 4.5 van de Welstandsnota 2004 dient −als beleidsuitgangspunt−bebouwing gelegen aan de Maas uitzicht te hebben op de rivier en georiënteerd te worden op de Maas. Volgens de beoordelingscriteria moeten de panden met de voorgevel gericht naar de straat staan en tevens georiënteerd zijn op de Maas. Voorts geldt dat bij nieuwbouw de voorkeur uitgaat naar gevels die in hoofdzaak uit baksteen bestaan en daken die bedekt zijn met dakpannen. De beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr. 200804977/1), mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen, tenzij de aanvrager of een derde-belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is slechts anders indien het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen.
3.3. Niet is gesteld of gebleken dat het welstandsadvies van het Gelders Genootschap naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet aan zijn oordeel ten grondslag had mogen leggen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich bij de besluitvorming op het welstandsadvies van 22 september 2011 heeft mogen baseren. In het door [appellant] overgelegde negatieve tegenadvies van 7 mei 2012, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel, reeds omdat in dit tegenadvies enkel is ingegaan op de niet van toepassing zijnde welstandscriteria behorende bij het deelgebied "De bebouwingslinten". Het door [appellant] overgelegde tegenrapport van 18 september 2013 geeft evenmin grond voor het oordeel dat het college zich niet op het welstandsadvies van 22 september 2011 mocht baseren. De omstandigheid dat het college in 2006 een bouwplan niet in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand heeft geacht, maakt niet dat het thans voorliggende bouwplan ook in strijd is met de redelijke eisen van welstand, nu dit een geheel ander bouwplan betreft. Anders dan [appellant] betoogt, brengt de omstandigheid dat het bouwplan voorziet in woningen bestaande uit hout en glas niet met zich dat er strijd is met de Welstandsnota 2004, nu het daarin opgenomen beoordelingscriterium gelet op de woorden "bij voorkeur" niet als verplichting is geformuleerd. Voorts is ter zitting vastgesteld dat het bouwplan voldoet aan het in de Welstandsnota 2004 genoemde criterium dat de voorgevels van alle woningen moeten zijn gericht naar de straat. Anders dan gesteld, behoeven de voorziene woningen volgens de Welstandsnota 2004 niet te zijn georiënteerd op de Maas. Uit het hiervoor onder 3.1 weergegeven beleidsuitgangspunt volgt dat dit criterium alleen van toepassing is op bebouwing gelegen aan de Maas.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
414-789.