201301647/1/A1.
Datum uitspraak: 27 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te Siebengewald, gemeente Bergen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 9 januari 2013 in zaken nrs. 2011/1381 en 2011/1398 in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C]
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het college [partij] gelast de houtkachel in de achtertuin van de woning op het perceel [locatie] te Siebengewald niet langer voor het stoken van hout of andere vaste stoffen te gebruiken.
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft het college het door [partij] tegen het besluit van 30 juni 2009 gemaakte bezwaar opnieuw gegrond verklaard en dat besluit herroepen.
Bij tussenuitspraak van 15 juni 2012 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld de in het besluit van 30 augustus 2011 geconstateerde gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 7 augustus 2012 heeft het college opnieuw op het door [partij] tegen het besluit van 30 juni 2009 gemaakte bezwaar beslist, dat gegrond verklaard en het besluit van 30 juni 2009 herroepen.
Bij einduitspraak van 9 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant A], [appellant B] en [appellant C] tegen het besluit van 30 augustus 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd en het door hen tegen het besluit van 7 augustus 2012 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen de uitspraak van 9 januari 2013 hebben [appellant A], [appellant B] en [appellant C] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A], [appellant B] en [appellant C] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2013, waar [appellant A], [appellant B] en [appellant C], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. S.N.J. Kerkhoff, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [partij] heeft in de achtertuin van zijn woning een houtkachel geplaatst, die hij gebruikt als sfeerhaard en om het water in zijn zwembad mee te verwarmen. [appellant A], [appellant B] en [appellant C] hebben bij het college een verzoek om handhaving ingediend, omdat zij overlast ondervinden van deze houtkachel.
2. Ingevolge artikel 7.22, aanhef en onder a, van het Bouwbesluit 2012 is het, onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde, verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid.
3. Het college heeft zich in het besluit van 30 augustus 2011 op het standpunt gesteld dat er op basis van de resultaten van het nader door het college verrichte onderzoek geen gegronde reden bestaat om het aan [partij] opgelegde stookverbod in stand te laten. Dit onderzoek heeft bestaan uit controles op het perceel door een geurpanel en een analyse van de luchtmonsters, die tijdens de controles op het perceel door leden van het geurpanel zijn genomen.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat dit onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd, zodat dit het besluit van 30 augustus 2011 niet kan dragen. Zij heeft het college in de gelegenheid gesteld de gebreken in de voorbereiding en de motivering van dat besluit te herstellen.
Bij besluit van 7 augustus 2012 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van de houtkachel op het perceel geen strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 oplevert. Het heeft hieraan ten grondslag gelegd de onderzoeken van Buro Blauw B.V., waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport 'Emissiemetingen bij aan [locatie] te Siebengewald' van 20 juli 2012 en het rapport 'Luchtonderzoek nabij een houtkachel in Siebengewald' van 2 augustus 2012.
[appellant A], [appellant B] en [appellant C] hebben hierover bij brief van 21 september 2012 hun zienswijze kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Bij brief van 22 oktober 2012 heeft het college dit, onder verwijzing naar de brief van Buro Blauw van 22 oktober 2012, gedaan.
4. [appellant A], [appellant B] en [appellant C] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op goede gronden heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012. Zij voeren daartoe aan dat het college zijn besluit niet heeft kunnen baseren op de door Buro Blauw gedane onderzoeken. Zij hebben de deugdelijkheid van die onderzoeken, de uitgangspunten die daarbij zijn gehanteerd door Buro Blauw en de conclusies die door Buro Blauw en het college uit de onderzoeken zijn getrokken betwist.
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college zijn standpunt dat geen sprake is van een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012, waartegen handhavend moet worden opgetreden, met een zorgvuldig en deugdelijk onderzoek van Buro Blauw heeft onderbouwd. In de rapporten heeft Buro Blauw, aldus de rechtbank, inzichtelijk gemaakt welke onderzoeksactiviteiten zijn verricht en is gemotiveerd uiteengezet welke uitgangspunten en meetmethoden daarbij zijn gehanteerd. Zij heeft verder overwogen dat [appellant A], [appellant B] en [appellant C] in hun zienswijze weliswaar de rapporten van Buro Blauw hebben bestreden, maar geen deskundigenrapport hebben overgelegd waaruit blijkt dat de onderzoeken en de uitgangspunten van Buro Blauw niet concludent, innerlijk tegenstrijdig of anderszins onhoudbaar zijn. De rechtbank is, mede gelet op de reactie van Buro Blauw van 22 oktober 2012 op de zienswijze van 21 september 2012, tot het oordeel gekomen dat het college de rapporten van Buro Blauw aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
In hoger beroep herhalen [appellant A], [appellant B] en [appellant C] hun zienswijze tegen het besluit van 7 augustus 2012. De bedenkingen die [appellant A], [appellant B] en [appellant C] tegen de rapporten van Buro Blauw naar voren hebben gebracht, zijn onvoldoende voor een andersluidend oordeel dan dat van de rechtbank. Daarbij is in aanmerking genomen dat [appellant A], [appellant B] en [appellant C] geen deskundigenrapport hebben overgelegd. Gelet op het vorenstaande wordt in hetgeen zij in hoger beroep hebben aangevoerd geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zijn standpunt dat geen sprake is van een overtreding van artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012 met een zorgvuldig en deugdelijk onderzoek van Buro Blauw heeft onderbouwd. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. T.G. Drupsteen en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2013
473.