ECLI:NL:RVS:2013:2102
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- G. van der Wiel
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Groningen, van 13 juli 2012. De minister had op 8 juni 2012 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, de vreemdeling opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond voor wat betreft het inreisverbod, maar ongegrond voor de rest. De minister, nu staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De staatssecretaris betoogde dat de voorzieningenrechter ten onrechte had overwogen dat hij onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen redenen waren om af te zien van het inreisverbod. Hij stelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij een familie- of gezinsleven had met zijn Nederlandse partner, enkel op basis van zijn eigen verklaring en een brief van de partner. De staatssecretaris had in zijn besluit van 8 juni 2012 aangegeven dat de enkele stelling van de vreemdeling niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde. De vreemdeling had met zijn verklaring en de brief van zijn partner niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk een familie- of gezinsleven had dat de oplegging van het inreisverbod in de weg stond. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter werd vernietigd voor zover deze het beroep tegen het inreisverbod gegrond had verklaard, en het beroep van de vreemdeling werd in zoverre ongegrond verklaard. De beslissing werd uitgesproken op 20 november 2013.