201307748/1/A3 en 201307748/2/A3.
Datum uitspraak: 14 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) en (met toepassing van artikel 8:86 van die wet) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Alkmaar,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2013 in de zaken nrs. 13/980 en 13/981 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Alkmaar.
Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2012 heeft de burgemeester een aanvraag van [appellant] om verlening van vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting in de panden aan de Achterdam [nummers] te Alkmaar (hierna: de panden) afgewezen.
Bij besluit van 1 mei 2013 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr V. Platteeuw, advocaat te Diemen, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mrs. S. Grasboer en E.C.W. van der Poel, beiden advocaat te Alkmaar, mr. V.M. Behrens en A.M.E. Schnerr-van der Wolde, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Ingevolge artikel 3.2.1, eerste lid, van de Algemeen plaatselijke verordening Alkmaar is het verboden een seksinrichting te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder b, wordt de vergunning, bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, geweigerd, indien de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 12.2, eerste lid, van de regels van het bestemmingsplan Achterdam mag het gebruik van grond en bouwwerken dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestond en hiermee in strijd is worden voortgezet.
3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter, door de burgemeester te volgen in zijn standpunt dat de exploitatie van een seksinrichting in de panden in strijd is met het bestemmingsplan, heeft miskend dat het overgangsrecht meebrengt dat de exploitatie dat niet is. In dit geval doen zich zodanig bijzondere omstandigheden voor, dat, hoewel het gebruik van de panden als seksinrichting enige tijd onderbroken is geweest, voor toepassing van het overgangsrecht uitgegaan moet worden van voortgezet gebruik. Ter toelichting haalt hij uitspraken aan, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat het gebruik is voortgezet.
4. De panden zijn in het thans geldende bestemmingsplan Achterdam bestemd als "Gemengd-1". Binnen deze bestemming is gebruik ten behoeve van een seksinrichting niet toegestaan. Nu niet in geschil is dat de panden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting werden gebruikt, is het overgangsrecht op zodanig gebruik niet van toepassing. Dat de omstandigheid dat die panden op dat moment niet voor de exploitatie van een seksinrichting werden gebruikt, als gesteld, het gevolg is van het feit dat [appellant] eerder ten onrechte vergunning voor die exploitatie is geweigerd en hij het door hem daartegen gemaakte bezwaar louter onder druk van de Fiod heeft ingetrokken, maakt dat niet anders.
Gelet op het voorgaande, heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat de burgemeester het gebruik van de panden als seksinrichting terecht in strijd met het geldende bestemmingsplan heeft geacht en de exploitatievergunning deswege geweigerd. Onder die omstandigheden behoeven de overige door [appellant] tegen de aangevallen uitspraak aangevoerde gronden geen bespreking.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Binnema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2013
589.