201301479/1/R4.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Schipluiden, gemeente Midden-Delfland,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Keenenburg V" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door M. van der Made en R.C. Blanc, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in woningbouw in het zuiden van de kern Schipluiden, ter plaatse van gronden gelegen tussen de Keenenburgweg, de Otto van Egmondlaan en de Zouteveenseweg. Binnen het plangebied is voorts een bedrijventerrein gevestigd.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met de plandelen met de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 2" en "Wonen - Uit te werken 3", die zijn gesitueerd onmiddellijk ten zuiden van zijn woning op het perceel [locatie].
4. [appellant] betoogt dat de bestemmingen die zijn toegekend aan de betrokken gronden ten onrechte afwijken van de voorheen geldende bestemmingsplannen "Kerkpolder West" en "Kern Schipluiden", waarin de betrokken gronden waren bestemd als groenvoorziening en recreatiegebied. Ook wijst hij erop dat in paragraaf 5.6.2 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" een duidelijk andere visie voor de betrokken gronden is opgenomen. [appellant] voert verder aan dat de grens van de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" niet strookt met de grens van de mogelijke toekomstige ontwikkelingen, weergegeven op figuur 3 in de toelichting bij laatstgenoemd bestemmingsplan. Op deze figuur liep de grens van het gebied waar toekomstige ontwikkelingen waren voorzien gelijk met de achterzijde van het bedrijventerrein, terwijl de grens van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen - Uit te werken 3", ter plaatse van de Wilgenlaan, 30 meter meer oostelijk is gesitueerd.
4.1. Volgens de raad sluit het plan aan bij paragraaf 5.6.2 van de toelichting bij het voorheen geldende bestemmingsplan "Kern Schipluiden". Daartoe voert de raad aan dat "transformatie naar woningbouw" in de genoemde paragraaf als logische mogelijkheid wordt genoemd. De raad stelt verder dat de grens van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" is gebaseerd op de bebouwingscontour zoals vervat in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" (hierna: de Verordening Ruimte). De grens van het betrokken bestemmingsvlak voorziet in een zorgvuldige inpassing van de nieuwe woonwijk, zodat de bestaande ontwikkelingsruimte voor nieuwbouw in het dorp volgens de raad optimaal wordt benut.
4.2. Voor zover [appellant] betoogt dat aan de betrokken gronden ten onrechte bestemmingen zijn toegekend die afwijken van voorheen geldende bestemmingsplannen, overweegt de Afdeling dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. In het enkele feit dat, zoals [appellant] stelt, het plan afwijkt van de bestemmingen die in de voorheen geldende plannen aan deze gronden zijn toegekend, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad aan deze gronden niet de bedoelde bestemmingen heeft kunnen toekennen.
Ten aanzien van het door [appellant] gevoerde betoog dat de bestreden plandelen voorzien in een andere ontwikkeling dan genoemd in paragraaf 5.6.2 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" overweegt de Afdeling dat de toelichting geen juridisch bindend onderdeel is van het bestemmingsplan, zodat hieraan hoe dan ook geen rechten kunnen worden ontleend.
Het betoog faalt.
4.3. Bij het vaststellen van de grens van het bestemmingsvlak van de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" heeft de raad ervoor gekozen om aan te sluiten bij de bebouwingscontour die is vervat in de Verordening Ruimte, zoals die luidde ten tijde van belang. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de grens van het betrokken bestemmingsvlak niet in redelijkheid aldus heeft kunnen vaststellen. Daarbij overweegt de Afdeling dat figuur 3 zoals opgenomen in de toelichting bij het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" geen deel uitmaakt van de bindende onderdelen van dat bestemmingsplan, zodat hieraan hoe dan ook geen rechten kunnen worden ontleend. Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt voorts dat de betrokken plandelen zijn vastgesteld in strijd met gemeentelijk beleid. Daartoe voert hij aan dat de betrokken gronden in het op 8 december 2009 vastgestelde "Landschapontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025" (hierna: het LOP) zijn aangeduid als groengebied. Voorts zijn de gronden in de op 5 juli 2011 vastgestelde structuurvisie "Midden-Delfland 2025" (hierna: de structuurvisie) aangeduid als "groen" en "recreatie".
5.1. De raad voert aan dat het plan niet is vastgesteld in strijd met het LOP, nu de groene kleur die in het LOP aan de betrokken gronden is toegekend, geen aanduiding op de kaart inhoudt die woningbouw uitsluit. In de structuurvisie zijn de betrokken gronden mede aangeduid als woonlocatie. Voorts wordt het project "Keenenburg V" op pagina 16 van de structuurvisie als concreet plan genoemd, zodat het plan evenmin in strijd is met de structuurvisie, aldus de raad.
5.2. Blijkens de tekst van de structuurvisie, die van latere datum is dan het LOP, bouwt de structuurvisie voort op de in het LOP omschreven uitgangspunten. Het project "Keenenburg V" wordt op pagina 16 van de structuurvisie expliciet genoemd als "concreet plan". Voorts zijn de betrokken gronden blijkens de kaart op pagina 26 van de structuurvisie aangeduid als "groen/recreatie" en "primair woongebied". Uit deze aanduidingen kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden afgeleid dat realisatie van woningen ter plaatse onwenselijk wordt geacht.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de betrokken plandelen zijn vastgesteld in strijd met gemeentelijk beleid. Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt dat de bestreden plandelen ten onrechte voorzien in gebouwen met een maximale goothoogte van 6 meter. Daartoe voert hij aan dat voor de aangrenzende gronden aan de oostkant van het dorp een goothoogte van 4 meter geldt. Voorts voorziet de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" ter plaatse van de hoek waar het nabijgelegen recreatiegebied, het nabijgelegen bedrijfsperceel en het bestemmingsvlak van de genoemde bestemming aan elkaar grenzen ten onrechte in een markant gebouw, aldus [appellant].
6.1. De raad stelt dat het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" ten aanzien van vrijwel de gehele oostzijde van het dorp Schipluiden een goothoogte toestaat van 6 meter. Voorts heeft de raad ter zitting aangegeven dat de mogelijkheid van een markant gebouw is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage aan het plan is gehecht. Inmiddels bestaan evenwel geen concrete plannen meer om ter plaatse van de betrokken gronden een zogenoemd markant gebouw te realiseren, aldus de raad.
6.2. Ingevolge artikel 10, lid 10.2.1, aanhef en onder d, van de planregels bedraagt de goothoogte van gebouwen ter plaatse van gronden met de bestemming "Wonen - Uit te werken 2" ten hoogste 6 meter.
Ingevolge artikel 11, lid 11.2.1, aanhef en onder d, van de planregels bedraagt de goothoogte van gebouwen ter plaatse van gronden met de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" ten hoogste 6 meter.
Ingevolge artikel 11, lid 11.2.1, aanhef en onder e, van de planregels bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van gronden met de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" ten hoogste 10 meter.
6.3. Voor zover [appellant] betoogt dat de bestreden plandelen ten onrechte voorzien in gebouwen met een goothoogte van 6 meter, nu ingevolge het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" voor de in dat plan betrokken gronden aan de oostkant van het dorp een goothoogte van 4 meter geldt, overweegt de Afdeling dat, nog daargelaten of aan een dergelijke omstandigheid rechten of gerechtvaardigde verwachtingen kunnen worden ontleend, voor percelen in de directe nabijheid van de woning van [appellant] ingevolge het bestemmingsplan "Kern Schipluiden" een maximale goothoogte geldt die varieert van 4 tot 6 meter. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ter plaatse van de betrokken gronden niet in redelijkheid gebouwen heeft kunnen toestaan met een maximale goothoogte van 6 meter.
Voor zover [appellant] betoogt dat de bestemming "Wonen - Uit te werken 3" ten onrechte voorziet in een markant gebouw, overweegt de Afdeling dat de genoemde bestemming ter plaatse enkel voorziet in een gebouw met een goothoogte van ten hoogste 6 meter en een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter. Gelet op de omvang van deze bebouwing in verhouding tot de omvang van omliggende bebouwing, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de toegestane bebouwing, voor zover [appellant] met "markant" op de hoogte van die bebouwing doelt, niet in redelijkheid passend heeft kunnen achten ter plaatse van de betrokken gronden. Voor zover [appellant] betoogt dat de genoemde bestemming ten onrechte voorziet in een gebouw met een markante verschijningsvorm, overweegt de Afdeling dat dit een aspect van welstand betreft, dat eerst aan de orde kan komen in de procedure inzake de omgevingsvergunning voor het bouwen en niet in de onderhavige bestemmingsplanprocedure. Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt dat het plan niet voorziet in waarborgen ter bescherming van de zichtlijn over de sloot die is gesitueerd langs de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 2" en "Wonen - Uit te werken 3", evenwijdig aan de Wilgenlaan, vanaf de Keenenburgweg in oostelijke richting.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de zichtlijn die is gesitueerd langs de bestemmingen "Wonen - Uit te werken 2" en "Wonen - Uit te werken 3", evenwijdig aan de Wilgenlaan, is verankerd in het plan, nu ter plaatse van de desbetreffende gronden de bestemmingen "Water" en "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn opgenomen. Aangezien binnen deze bestemmingen geen omvangrijke bebouwing wordt toegestaan, is de vrees van [appellant] voor aantasting van de zichtlijn vanaf de Keenenburgweg in oostelijke richting ongegrond, aldus de raad.
7.2. Ingevolge artikel 6, lid 6.2.1, van de planregels zijn ter plaatse van gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een maximale hoogte uiteenlopend van 3 tot 15 meter.
Ingevolge artikel 7, lid 7.2.1, van de planregels zijn ter plaatse van gronden met de bestemming "Water" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een maximale hoogte van 5 meter.
7.3. De Afdeling stelt vast dat ter plaatse van de zichtlijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat deze bebouwing de zichtlijn op onevenredige wijze aantast. Het betoog faalt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
271-783.