ECLI:NL:RVS:2013:2051

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
201300407/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit huurtoeslag Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 21 november 2012 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag van de wederpartij over 2011 ten onrechte op nihil had vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen had op 6 oktober 2011 besloten om het voorschot huurtoeslag van de wederpartij op nihil vast te stellen, wat later door een bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank herstelde dit besluit en stelde de huurtoeslag definitief vast op € 656,00.

De Belastingdienst/Toeslagen ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 16 oktober 2013 werd de zaak behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de wederpartij recht had op huurtoeslag, omdat de wederpartij niet op het adres waar de huurtoeslag voor was aangevraagd, ingeschreven stond in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De Afdeling stelde vast dat de wetgeving op het moment van belang geen ruimte bood voor een belangenafweging in deze situatie.

De Afdeling oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het voorschot huurtoeslag op nihil had vastgesteld en dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden door het recht op huurtoeslag definitief vast te stellen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201300407/1/A2.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 november 2012 in zaak nr. 12/3232 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Middelburg,
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag van [wederpartij] over 2011 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 maart 2012 vernietigd, het besluit van 6 oktober 2011 herroepen en bepaald dat de huurtoeslag 2011 definitief wordt herzien tot een bedrag van € 656,00 en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2013, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: de Wht), zoals deze gold ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, wordt een huurtoeslag slechts toegekend als de huurder, diens partner alsmede degenen die medebewoner van de woning zijn, op het adres van die woning zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA).
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een huurtoeslag worden toegekend, als de onjuiste inschrijving in de GBA niet aan de huurder kan worden toegerekend.
Ingevolge artikel 47, derde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) wordt als datum van adreswijziging de dag opgenomen waarop de aangifte is ontvangen, dan wel de dag waarop van het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens betreffende het adres aan betrokkene schriftelijk mededeling is gedaan.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir wordt iemand die in de GBA niet op zijn woonadres is ingeschreven, geacht daarin wel op dat adres te zijn ingeschreven, indien blijkt dat sprake is van een onjuiste inschrijving in de GBA voor de periode tot aan de datum van adreswijziging als bedoeld in artikel 47, derde lid, van de Wet GBA.
2. De vraag die partijen verdeeld houdt is, of [wederpartij] over de periode van 1 januari tot 30 juni 2011 recht had op huurtoeslag ten behoeve van de kosten van het huren van de woning op het adres [locatie] te Middelburg.
3. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [wederpartij] over 2011 recht heeft op huurtoeslag. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen laat de Wht, anders dan de rechtbank heeft gedaan, geen belangenafweging toe en kan iemand niet in afwijking van artikel 3 van de Uitvoeringsregeling geacht worden op zijn woonadres ingeschreven te staan. Nu [wederpartij] nooit in de GBA op het adres [locatie] te Middelburg ingeschreven heeft gestaan en de Uitvoeringsregeling Awir niet in deze situatie voorziet, kan hij niet geacht worden op dat adres ingeschreven te hebben gestaan.
3.1. [wederpartij] heeft huurtoeslag 2011 aangevraagd voor de woning aan de [locatie] te Middelburg. Niet in geschil is dat [wederpartij] niet op dat door hem opgegeven toeslagadres in de GBA ingeschreven heeft gestaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 oktober 2013 in zaak nr. 201211146/1/A2) is gelet op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wht voor toekenning van een voorschot huurtoeslag slechts de inschrijving in de GBA bepalend en niet of betrokkene feitelijk op het toeslagadres woonde. Daarbij is een situatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir niet aan de orde, omdat [wederpartij] nimmer aangifte van adreswijziging naar de [locatie] heeft gedaan en evenmin ambtshalve opneming in de GBA van dat adres is gedaan. Nu [wederpartij] nooit op het opgegeven toeslagadres in de GBA ingeschreven heeft gestaan, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag over 2011 bij besluit van 6 oktober 2011, gehandhaafd bij besluit van 15 maart 2012, terecht naar nihil herzien.
Het betoog slaagt.
4. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt voorts terecht dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door, zelf in de zaak voorziend, het recht op huurtoeslag van [wederpartij] over het jaar 2011 definitief vast te stellen. Het geding bij de rechtbank had alleen betrekking op de verlening van een voorschot.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 15 maart 2012 van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 november 2012 in zaak nr. 12/3232;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
85-756.