201303856/1/R6.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], gevestigd te Utrecht,
2. [appellant sub 2], gevestigd te Groningen,
3. de vereniging Vereniging Woonschepenhaven Groningen, gevestigd te Groningen,
4. [appellant sub 4], gevestigd te Groningen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Sontwegtracé" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], de Vereniging en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, de Vereniging, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en de raad, vertegenwoordigd door J. Dallinga, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet onder meer in een weg tussen de wijk Meerstad en het centrum van Groningen in de Eemskanaalzone, door de Sontweg en de Sint Petersburgweg en de Driebondsweg met elkaar te verbinden. Ten behoeve van deze verbinding voorziet het plan in de Sontbrug over het Winschoterdiep.
Ontvankelijkheid [appellant sub 2] en [appellant sub 4]
4. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[appellant sub 2] en [appellant sub 4] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [appellant sub 2] en [appellant sub 4] gestelde omstandigheid dat het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, nu evenals dat het geval is ingevolge het vastgestelde bestemmingsplan, het ontwerpplan niet voorzag in detailhandel binnen de bestemming "Bedrijventerrein".
De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] zijn niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 1]
5. Het beroep van [appellant sub 1] richt zich tegen het plan voor zover dat de Sontbrug mogelijk maakt ter hoogte van haar bedrijfspand.
6. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] dat de Sontbrug alleen in een projectbesluit ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a en sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) mogelijk gemaakt kan worden, omdat alleen dan is te bezien welke belangen betrokken zijn, overweegt de Afdeling dat de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) noch enige andere wettelijke bepaling de raad verplicht een ruimtelijke ontwikkeling in een projectbesluit neer te leggen terwijl dit ook in een bestemmingsplan kan. Ook wanneer de raad een bestemmingsplan vaststelt dient hij daarbij alle belangen af te wegen.
7. [appellant sub 1] betoogt dat ten onrechte een bouwhoogte van 15 m voor de Sontbrug mogelijk wordt gemaakt, met daarbij de mogelijkheid om bij omgevingsvergunning af te wijken en de bouwhoogte met maximaal 3 m te overschrijden. Volgens haar is gelet op het ontwerp van de Sontbrug een dergelijke bouwhoogte niet nodig en had de maximale bouwhoogte in ieder geval langs de landtong waarop het bedrijf van [appellant sub 1] is gelegen substantieel lager moeten worden vastgesteld. Zij wijst erop dat lantaarnpalen vergunningvrij gebouwd kunnen worden, zodat daarvoor geen hogere bouwhoogte in het plan hoeft te worden opgenomen. Ook is volgens [appellant sub 1] een brug met een dergelijke hoogte geen additionele voorziening meer. Voorts vreest zij dat door een dergelijke bouwhoogte het zicht op haar bedrijf zal worden ontnomen.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat wijzigingen in het ontwerp voor de Sontbrug nog mogelijk zijn en dat daarom enige flexibiliteit nodig is. Voorts stelt hij dat, uitgaande van een doorvaarthoogte van 3,8 m en de hoogte van het brugdek van 6,37 m plus Nieuw Amsterdams Peil (hierna: N.A.P.) een bouwhoogte van 15 m nodig is omdat rekening gehouden moet worden met bouwdelen op het brugdek als leuningen, lichtmasten en eventueel geluidschermen. Lichtmasten hebben volgens de raad een hoogte van 8,5 m en tellen mee voor de bouwhoogte omdat de brug als één bouwwerk met lichtmasten is ontworpen, aldus de raad.
7.2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels.
7.3. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onderdeel achttien, onder g, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een bouwwerk ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het betreft straatmeubilair.
7.4. Aan de gronden voor de beoogde brug over het Winschoterdiep zijn de bestemmingen "Water" met de aanduiding "verkeer" en "Verkeer" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.11, van de planregels wordt onder additionele voorzieningen verstaan voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.
Ingevolge artikel 2, lid 2.2, wordt onder de bouwhoogte van een bouwwerk verstaan de hoogte vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder h, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor additionele voorzieningen, waaronder bruggen.
Ingevolge lid 7.2.3, onder a, mag de bouwhoogte van bruggen niet meer bedragen dan 15 m plus N.A.P.
Ingevolge lid 7.3, onder b, kan het college van burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van hetgeen is bepaald in lid 7.2.3, onder a, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 m.
Ingevolge lid 7.6 is toepassing van lid 7.3 slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de woonsituatie;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de milieusituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, onder e, zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor additionele voorzieningen.
Ingevolge lid 8.2.3, aanhef en onder a, zijn als bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend toegestaan bruggen ter plaatse van de aanduiding "verkeer", mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m plus N.A.P. bedraagt, de doorvaarthoogte niet minder bedraagt dan 3,8 m, gemeten vanaf een peil van 0,57 m plus N.A.P. tot aan de onderkant van het brugdek, en de doorvaartbreedte niet minder dan 18 m bedraagt.
Ingevolge lid 8.3.1 kan het college van burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.3, onder a, ten behoeve van een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 m.
Ingevolge lid 8.3.2 is toepassing van lid 8.3.1 slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de woonsituatie;
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
c. de verkeersveiligheid;
d. de sociale veiligheid;
e. de milieusituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5. De Afdeling overweegt dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat uitgegaan wordt van een hoogte van het brugdek van ongeveer 6,37 m plus N.A.P. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een veel hogere brug in de praktijk niet mogelijk is, omdat ook fietsers over de brug moeten kunnen rijden. Daargelaten of voor lichtmasten op de brug een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, maakt het plan door het toestaan van een bouwhoogte van 15 m, met de mogelijkheid af te wijken met ten hoogste 3 m, een brug mogelijk met een veel hoger gelegen brugdek dan de hoogte die de raad voor de Sontbrug heeft beoogd. Daarbij heeft de raad voorts niet kunnen toelichten waarom voor het gehele tracé in de bestemmingsvlakken "Verkeer" en "Water" met de functieaanduiding "verkeer" een bouwhoogte van 15 m, met de mogelijkheid af te wijken met ten hoogste 3 m, is toegestaan. Het plan is in zoverre niet met de bij een besluit vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
7.6. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De raad dient daartoe een planregeling voor het tracé voor de voorziene Sontbrug vast te stellen waarin een gedifferentieerde bouwhoogteregeling is opgenomen en de toegestane hoogte van het wegdek van de brug is gemaximeerd.
Het beroep van de Vereniging
8. Het beroep van de Vereniging richt zich tegen het plan voor zover dit gevolgen heeft voor de woonschepenhaven ter hoogte van de Euvelgunnerweg.
9. Voor zover de Vereniging betoogt dat geen noodzaak bestaat voor hetgeen het plan mogelijk maakt, omdat daarmee niet beoogd wordt de bereikbaarheid van de stad Groningen te verbeteren, maar een aantrekkelijke route naar de wijk Meerstad te realiseren, overweegt de Afdeling dat de raad in deze enkele stelling geen aanleiding heeft hoeven zien het plan niet aldus vast te stellen.
10. De Vereniging betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in een geluidscherm ter hoogte van de woonschepenhaven. Zij vreest geluidsoverlast vanwege de Sontbrug, waarbij zij erop wijst dat vanwege werkzaamheden op de Zuidelijke Ringweg de verkeersintensiteit op het Sontwegtracé zal toenemen. Volgens haar is deze omstandigheid ten onrechte niet in de beoordeling van het plan betrokken.
10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat uit het akoestisch onderzoek, dat is neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek Sontwegtracé Groningen" van 24 februari 2012 door Adviesbureau WMA (hierna: akoestisch onderzoek) is gebleken dat voor de woonschepen in de woonschepenhaven geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal plaatsvinden. Een eventuele verhoging van de verkeersintensiteit op het Sontwegtracé als gevolg van werkzaamheden op de Zuidelijke Ringweg zal volgens de raad tijdelijk van aard zijn en zal zich overal in de stad voordoen.
10.2. Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) wordt onder geluidsgevoelig terrein verstaan een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1.2, derde lid, onder b, van het Besluit geluidhinder wordt als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in artikel 1 van de Wgh aangewezen een ligplaats in het water, bedoeld om door een woonschip te worden ingenomen.
Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder reconstructie van een weg verstaan een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, onder a, sub 2, heeft een weg in stedelijk gebied, bestaande uit drie of meer rijstroken, een zone die zich uitstrekt van de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg van 350 m.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, worden, bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorend tot de zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van geluidgevoelige terreinen binnen die zone waarden in acht genomen die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 82, tweede lid, worden bij algemene maatregel van bestuur waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, van de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen een zone.
Ingevolge artikel 3.1 van het Besluit geluidhinder is in geval van aanleg van een weg de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege die weg, aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van die weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 100b van de Wgh kunnen bij algemene maatregel van bestuur voor andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen overeenkomstige regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen die zijn geregeld in artikel 100 en artikel 100a.
Ingevolge artikel 3.3, eerste lid, van het Besluit geluidhinder, gelezen in samenhang met het vierde lid, is in geval van reconstructie van een weg de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg, van de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van die weg, 48 dB.
Ingevolge artikel 1.3, eerste lid, van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 wordt de door berekening of meting bepaalde waarde van de geluidsbelasting afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het even getal.
10.3. Het plan voorziet ter hoogte van de woonschepenhaven in de wijziging van bestaande wegen en de aanleg van nieuwe. De ligplaatsen in de woonschepenhaven liggen op maximaal ongeveer 170 m van de as van de geprojecteerde weg, de Driebondsweg en de Sint Petersburgweg. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat besloten is dat, om de geluidsbelasting te beperken, op het brugdek en een deel van het Sontwegtracé stil asfalt wordt toegepast.
10.4. In het akoestisch onderzoek staat dat de geluidsbelasting op de woonschepen in de woonschepenhaven vanwege het Sontwegtracé, met inbegrip van de Sontbrug, zonder toepassing van stil asfalt lager of na afronding gelijk is aan 48 dB. De geluidsbelasting op de woonschepen in de woonschepenhaven vanwege de Berlagebrug is steeds lager dan 48 dB. Bij toepassing van stil asfalt op het brugdek en een deel van het Sontwegtracé zal de geluidsbelasting op de woonschepen in de woonschepenhaven afgerond 45 dB of minder bedragen. Nu de werkzaamheden op de Zuidelijke Ringweg tijdelijk van aard zijn heeft de raad een eventuele verhoging van de verkeersintensiteit als gevolg daarvan buiten beschouwing kunnen laten. Niet gebleken is dat de raad niet van het akoestisch onderzoek heeft mogen uitgaan. Wat de aanleg van nieuwe wegen betreft wordt volgens dit onderzoek voor de woonschepen in de woonschepenhaven voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en wat betreft de wijziging van bestaande wegen volgt uit het onderzoek dat geen sprake is van een reconstructie. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanleg van het Sontwegtracé, met inbegrip van de Sontbrug, ter hoogte van de woonschepen in de woonschepenhaven niet leidt tot ernstige geluidhinder, zodat de aanleg van een geluidscherm ter hoogte van de woonschepenhaven niet nodig is.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep van de Vereniging ongegrond.
Proceskostenveroordeling
12. Wat betreft [appellant sub 2], [appellant sub 4] en de Vereniging bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
In de einduitspraak zal wat betreft [appellant sub 1] worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van de vereniging Vereniging Woonschepenhaven Groningen ongegrond;
III. draagt in het beroep van [appellant sub 1] de raad van de gemeente Groningen op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak:
- met inachtneming van overweging 7.6 het daar omschreven gebrek te herstellen, en;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Verhage
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
655.