201304327/1/R3.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de erven van [persoon] (hierna: de erven),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Leiden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2013 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Woning tussen Vlietweg 74 en 76" niet vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben de erven beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2013, waar de erven, van wie [twee van de erven] in persoon, bijgestaan door H.S.C.B. de Wit, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.K. Ramdas-Bachoe, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. De erven hebben bij de raad een aanvraag ingediend om een bestemmingsplan vast te stellen dat een vrijstaande woning mogelijk maakt op de gronden tussen de percelen Vlietweg 74 en 76 te Leiden. Het college van burgemeester en wethouders heeft hierop een ontwerpplan ter inzage gelegd, waarin ter plaatse van de gewenste woning een bouwvlak is opgenomen. De raad heeft besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen.
3. De erven betogen dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bestemmingsplan in strijd is met de op 1 december 2011 vastgestelde gemeentelijke Structuurvisie "Leiden 2025" (hierna: structuurvisie). Daartoe voeren zij aan dat de gepubliceerde structuurvisie niet in de weg staat aan kleinschalige woonbebouwing op een kavel die deel uitmaakt van het bestaande bebouwingslint aan de Vlietweg en is gelegen buiten het weidevogelgebied. De raad doet voorkomen dat in de structuurvisie is vastgelegd dat ter hoogte van het weidevogelgebied geen woningbouw is toegestaan. Bovendien heeft het college van burgemeester en wethouders zich gedurende de gehele procedure positief uitgelaten over het plan. Gelet hierop hebben de erven kosten gemaakt en zijn zij door het besluit onevenredig in hun belangen benadeeld.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in strijd is met de structuurvisie, die is gericht op het behoud en de versterking van het weidevogelgebied en een duurzame groene Oostvlietpolder. Deze structuurvisie is bij amendement aangepast, waarbij niet alleen in, maar ook ter hoogte van het weidevogelgebied geen kleinschalige bebouwing is toegelaten. Dit amendement is abusievelijk niet in de structuurvisie verwerkt.
3.2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast.
Ingevolge artikel 2.4, tweede lid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de voorbereiding, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van structuurvisies.
Ingevolge artikel 1.2.3, eerste lid, in samenhang met artikel 1.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals die luidden ten tijde van belang, wordt een structuurvisie langs elektronische weg vastgelegd en in die vorm vastgesteld en stelt het college van burgemeester en wethouders een structuurvisie op zodanige wijze beschikbaar dat dit langs elektronische weg door een ieder kan worden verkregen.
Ingevolge artikel 1.2.2, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, is er een landelijke voorziening waar in elektronische vorm de ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur, genoemd in artikel 1.2.1, eerste lid, van gemeenten, provincies en Rijk, voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn.
3.3. Aan de omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders zich gedurende de procedure positief heeft uitgelaten over het plan waardoor de erven kosten hebben gemaakt heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen. Daarbij is van belang dat het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad wordt genomen, waarbij het mogelijk is dat het ontwerpplan, al dan niet via een amendement, gewijzigd of zelfs helemaal niet wordt vastgesteld. Het betoog faalt.
3.4. Het perceel tussen de bestaande woningen aan de Vlietweg 74 en 76 heeft in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostvlietpolder" de bestemming "Woondoeleinden 1" zonder een bouwvlak. Niet in geschil is dat het perceel is gelegen buiten het weidevogelgebied van de Oostvlietpolder, dat grenst aan de zuidzijde van het perceel. De raad heeft zich in het bestreden besluit gebaseerd op een wijziging van de structuurvisie naar aanleiding van een aangenomen amendement. Dit amendement is niet verwerkt in de structuurvisie die langs elektronische weg is vastgesteld en is beschikbaar gesteld op de landelijke voorziening ruimtelijkeplannen.nl. Gelet hierop is het ten tijde van het besluit geldende beleid verankerd in de vastgestelde en gepubliceerde structuurvisie waarin het amendement niet is verwerkt. Blijkens de hierin opgenomen structuurvisiekaart, die de basis vormt voor de toekomstvisie van Leiden, is het perceel aangemerkt als nieuw te ontwikkelen woongebied. Gelet hierop is de beoogde woning op het perceel niet in strijd met het ten tijde van het besluit geldende beleid zoals opgenomen in de structuurvisie. Derhalve berust het besluit niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt.
3.5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
3.6. De raad dient een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de erven. Ter voorlichting van partijen overweegt de Afdeling nog het volgende. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 september 2011 in zaak nr. 201107073/2/R3), staat het, in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
Dit betekent dat de raad opnieuw kan besluiten het bestemmingsplan niet vast te stellen, tegen welk besluit beroep open staat zonder eerst bezwaar te maken. Voorts kan de raad er voor kiezen het bestemmingsplan alsnog vast te stellen zonder hieraan voorafgaand een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen.
In dit geval acht de Afdeling het niet nodig om bij de voorbereiding van het nieuwe besluit de procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
Met het oog op het vorenstaande zal de Afdeling een termijn stellen van 20 weken.
4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leiden van 14 maart 2013 om het bestemmingsplan "Woning tussen Vlietweg 74 en 76" niet vast te stellen;
III. draagt de raad van de gemeente Leiden op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Leiden tot vergoeding van de bij de erven van [persoon] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 242,40 (zegge: tweehonderdtweeënveertig euro en veertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Leiden aan de erven van [persoon] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
709-288.