201302311/1/A2.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2013 in zaak nr. 12/1882 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Amsterdam,
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag 2009 van [wederpartij] vastgesteld op € 746,00 en een bedrag van € 2.704,00 aan reeds betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 31 augustus 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 januari 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 31 augustus 2011 vernietigd en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 26 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, opnieuw beslissend, het door [wederpartij] tegen het besluit van 1 april 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
[wederpartij] heeft, hiertoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke reactie op dit besluit gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2013, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam aldaar, is verschenen.
Overwegingen
1. Aan het besluit van 31 augustus 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [wederpartij] eerst na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn bezwaar heeft gemaakt.
2. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank de termijnoverschrijding door [wederpartij] ten onrechte verschoonbaar heeft geacht. Hiertoe voert hij aan dat geen sprake is van een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing, uit de bezwaarclausule niet kan worden afgeleid dat alleen met het bezwaarformulier bezwaar kan worden gemaakt en [wederpartij] zelf het risico draagt van niet-tijdige indiening van het bezwaarschrift door ruim vier weken te wachten met het aanvragen van het bezwaarformulier.
3.1. Uit de rechtsmiddelenverwijzing blijkt dat bezwaar kan worden gemaakt binnen zes weken na dagtekening van het besluit. Tevens is vermeld dat daarbij gebruik kan worden gemaakt van het bezwaarformulier dat op de website van de Belastingdienst/Toeslagen te vinden is of via de BelastingTelefoon kan worden aangevraagd.
Vast staat dat [wederpartij] pas na ongeveer vier weken het bezwaarformulier bij de BelastingTelefoon heeft aangevraagd. Daarmee heeft zij het risico dat dit formulier haar mogelijk te laat zou bereiken om binnen de termijn bezwaar te kunnen maken, aanvaard. De Belastingdienst/Toeslagen heeft haar in het besluit van 1 april 2011 immers op correcte wijze erop gewezen dat een bezwaarschrift binnen zes weken na die datum moest worden ingediend. De late toezending van het bezwaarformulier had [wederpartij] er niet van hoeven te weerhouden bezwaar te maken per brief, zo nodig onder aankondiging van aanvulling van de gronden. Bovendien had zij het bezwaarformulier alsnog van de website van de Belastingdienst/Toeslagen kunnen downloaden en printen, eventueel met hulp van derden als zij, zoals zij stelt, daarbij zelf problemen ondervond.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 31 augustus 2011 alsnog ongegrond verklaren.
5. Bij besluit van 26 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Nu dit besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, is door vernietiging van die uitspraak de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen, zodat het reeds daarom dient te worden vernietigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2013 in zaak nr. 12/1882;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 26 april 2013, kenmerk 1990.82.686.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
18-799.