ECLI:NL:RVS:2013:2010

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
201211006/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring kentekenbewijs en terugwerkende kracht tenaamstelling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 24 oktober 2012 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De RDW had op 5 september 2011 het kentekenbewijs van het voertuig met kenteken [nummer] ongeldig verklaard en de tenaamstelling in het kentekenregister met ingang van die datum vervallen verklaard. [appellante] verzocht om de tenaamstelling met terugwerkende kracht te laten vervallen, maar de RDW weigerde dit. De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht had gehandeld en dat er geen aanleiding was om van het beleid af te wijken.

In hoger beroep betoogt [appellante] dat de RDW gehouden was de tenaamstelling met terugwerkende kracht te vervallen te verklaren, omdat het voertuig sinds 7 januari 2007 gedemonteerd is. [appellante] stelt dat zij meerdere keren heeft geprobeerd de tenaamstelling te laten vervallen, maar de RDW heeft dit niet erkend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de RDW op basis van de Wegenverkeerswet en het Kentekenreglement bevoegd is om een kentekenbewijs ongeldig te verklaren en dat het beleid om geen terugwerkende kracht te verlenen aan dergelijke besluiten niet onredelijk is.

De Afdeling concludeert dat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij eerder om een ongeldigverklaring heeft verzocht. De RDW heeft de persoonlijke omstandigheden van [appellante] niet als voldoende geacht om af te wijken van het beleid. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de RDW niet verplicht was om de tenaamstelling met terugwerkende kracht te vervallen te verklaren. Het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

201211006/1/A1.
Datum uitspraak: 20 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 oktober 2012 in
zaak nr. 12/2023 in het geding tussen:
[appellante]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2011 heeft de RDW het kentekenbewijs van het voertuig met kenteken [nummer] met ingang van die datum ongeldig verklaard, medegedeeld dat de tenaamstelling in het kentekenregister met ingang van die datum is vervallen en geweigerd de tenaamstelling met terugwerkende kracht vervallen te verklaren.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2013, waar de RDW, vertegenwoordigd door C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan een kentekenbewijs, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, ongeldig worden verklaard in bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister.
Ingevolge artikel 37, derde lid, aanhef en onder a, van het Kentekenreglement kan de RDW een kentekenbewijs ongeldig verklaren indien naar haar oordeel blijkt dat het voertuig waarvoor dat bewijs is afgegeven voorgoed buiten gebruik is gesteld.
Ingevolge artikel 40, eerste lid, vervalt de tenaamstelling in het register zodra:
[…]
h. de RDW het kentekenbewijs krachtens artikel 37, eerste, tweede of derde lid, ongeldig heeft verklaard;
[…]
l. de RDW de tenaamstelling vervallen heeft verklaard op grond van een verzoek als bedoeld in het tweede lid.
Ingevolge het tweede lid kan degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het register is vermeld, de RDW verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De RDW gaat over tot het doen vervallen van de tenaamstelling indien hiervoor naar haar oordeel voldoende gronden aanwezig zijn.
2. De RDW heeft bij het besluit van 5 september 2011 het kentekenbewijs van het voertuig met toepassing van artikel 37, derde lid, aanhef en onder a, van het Kentekenreglement ongeldig verklaard, waardoor ingevolge artikel 40, eerste lid, de tenaamstelling in het kentekenregister met ingang van diezelfde datum is vervallen. De RDW heeft geweigerd om met toepassing van artikel 40, tweede lid, de tenaamstelling met terugwerkende kracht te doen vervallen.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de RDW gehouden was de tenaamstelling in het kentekenregister met terugwerkende kracht met ingang van 7 januari 2007 vervallen te verklaren. Zij voert daartoe aan dat het voertuig met kenteken [nummer] met ingang van 7 januari 2007 is gedemonteerd en dat zij diverse keren heeft getracht de tenaamstelling vervallen te laten verklaren. Voorts voert zij aan dat de RDW van haar beleid om niet met terugwerkende kracht de tenaamstelling vervallen te verklaren had moeten afwijken, nu de rechtbank Breda in haar uitspraak van 25 september 2012 met zaak nr. 712588\MB VERZ 12-52, 712589\MB VERZ 12-53, 712591\MB VERZ 12-54 & 729949\MB VERZ 12-175, de door de officier van justitie opgelegde boetes vanwege het ontbreken van een geldig keuringsbewijs voor het voertuig en de opdracht tot gijzeling de boetes heeft gematigd tot nihil. Voorts is in de uitspraak van 25 september 2012 vermeld dat de vertegenwoordigster van de officier van justitie heeft aangegeven dat [appellante] aannemelijk heeft gemaakt dat het voertuig sinds januari 2007 is gedemonteerd.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 18 november 2009 in zaak nr. 200901776/1/H3), kan niet worden geoordeeld dat het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kentekenreglement genomen besluiten, niet redelijk is. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling rechtvaardigen een dergelijk beleid.
[appellante] heeft niet met relevante gegevens gestaafd dat zij de RDW, zoals zij stelt, diverse keren heeft verzocht om het kentekenbewijs van het voertuig ongeldig te verklaren. Nu [appellante] zich op het standpunt stelt dat de RDW ten onrechte heeft nagelaten het kentekenbewijs vanaf 7 januari 2007 ongeldig te verklaren, lag het op haar weg bewijsstukken over te leggen waaruit volgt dat zij reeds eerder daarom heeft verzocht, hetgeen zij niet heeft gedaan.
De RDW heeft de door [appellante] aangevoerde persoonlijke omstandigheden onvoldoende geacht om met toepassing van artikel 40, tweede lid, van het Kentekenreglement terugwerkende kracht te verlenen aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling in het kentekenregister. In aanmerking genomen dat de RDW bij toepassing van deze bepaling beoordelingsvrijheid toekomt, is de Afdeling van oordeel dat dit standpunt van de RDW niet onredelijk is. De nadelige consequenties die voortvloeien uit de tenaamstelling in het kentekenregister zijn een gevolg van het feit dat [appellante] niet eerder een verzoek tot het vervallen verklaren van de tenaamstelling heeft ingediend, dan wel tegen het uitblijven van een reactie hierop geen rechtsmiddelen heeft aangewend. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de RDW niet gehouden was af te wijken van het gevoerde beleid om tenaamstellingen niet met terugwerkende kracht vervallen te verklaren.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2013
357-761.