ECLI:NL:RVS:2013:1977

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
201307121/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan RdGG Pharmafilter en gasopslag

Op 11 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Delft het bestemmingsplan "RdGG Pharmafilter en gasopslag" gewijzigd vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, allen wonend te Delft, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 26 september 2013 heeft de raad het eerdere besluit ingetrokken en het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 22 oktober 2013, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door een gemachtigde en de raad door drs. B. van der Padt.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen. Het oordeel is voorlopig en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter wijst erop dat het plan voorziet in de bouw van een ziekenhuisafvalsysteem, het Pharmafilter, en een nieuwe gasopslag. Verzoekers vrezen dat de gasopslag leidt tot gevaarlijke situaties en dat de verplaatsing van het Pharmafilter geluid- en stankoverlast met zich meebrengt. De raad stelt echter dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn omdat zij geen zienswijzen over het ontwerpplan hebben ingediend.

De voorzitter concludeert dat het beroep in de bodemprocedure waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013.

Uitspraak

201307121/2/R4.
Datum uitspraak: 6 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Delft,
en
de raad van de gemeente Delft,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "RdGG Pharmafilter en gasopslag" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Tevens hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het eerdergenoemde besluit van 11 juli 2013 ingetrokken en het bestemmingsplan "RdGG Pharmafilter en gasopslag" ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 oktober 2013, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. B. van der Padt, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in de bouw van een ziekenhuisafvalsysteem, het Pharmafilter, en een nieuwe, grotere gasopslag voor onder meer vloeibare zuurstof aan de zuidkant van het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Het Pharmafilter en de bestaande gasopslag staan thans elders op het ziekenhuisterrein.
3. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3.1. Het besluit van 26 september 2013 is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Niet in geschil is dat [verzoeker] en anderen belang hebben bij een beoordeling van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van [verzoeker] en anderen dan ook mede betrekking op het besluit van 26 september 2013.
3.2. Nu het besluit van 11 juli 2013 bij besluit van 26 september 2013 is ingetrokken, is het procesbelang bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van 11 juli 2013 komen te vervallen.
Het besluit van 26 september 2013
4. [verzoeker] en anderen verzoeken om schorsing van het gehele plan. Zij vrezen dat de voorziene gasopslag leidt tot gevaarlijke situaties, nu naast de voorziene locatie van de gasopslag reeds een gasflessenopslag aanwezig is en de bevoorrading van de gasopslag tot gevaarlijke situaties kan leiden. Verder betogen [verzoeker] en anderen dat de verplaatsing van het Pharmafilter leidt tot geluid- en stankoverlast.
5. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [verzoeker] en anderen niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijzen over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
6. Het beroep van [verzoeker] en anderen steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Deze uitzondering doet zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet voor. De voorzitter ziet op voorhand geen rechtvaardiging gelegen in de door [verzoeker] en anderen ter zitting gestelde omstandigheid dat van de zijde van het Reinier de Graaf Gasthuis is toegezegd dat omwonenden zouden worden geïnformeerd over alle procedures en werkzaamheden, omdat deze toezegging niet is gedaan door de raad. Evenmin is een rechtvaardiging gelegen in de omstandigheid dat de raad geen inspraakmogelijkheid heeft geboden, omdat het bieden van inspraak geen deel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde procedure.
7. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013
472-767.