201210817/1/A2.
Datum uitspraak: 13 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Patiëntenvereniging aangeboren hartafwijkingen, gevestigd te Bilthoven, gemeente De Bilt,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2012 in zaak nr. 11/2147 in het geding tussen:
de vereniging
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2010 heeft de minister de ontwikkelingssubsidie 2008 aan de vereniging vastgesteld op € 8.604,00 en € 21.396,00 aan onverschuldigd betaalde subsidie teruggevorderd.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de minister het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit met een gewijzigde motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 11 oktober 2012 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2013, waar de vereniging, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en haar [bestuursleden], en de minister, vertegenwoordigd door mr. R. Bal, mr. C.A.J. Mastenbroek en F.H. Heres, allen werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder l, van de Tijdelijke regeling ontwikkelingssubsidie 2008 (hierna: de regeling) kan de stichting Fonds voor patiënten-, gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden aan organisaties die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling voor activiteiten in het kalenderjaar 2008 van de stichting een subsidie ontvangen, voor het kalenderjaar 2008 een projectsubsidie verstrekken in de kosten van activiteiten die strekken tot de ontwikkeling en verbetering van (het beleid ten aanzien van) de interne en de externe communicatie.
Ingevolge het bepaalde in die aanhef en onder m kan de stichting voor het kalenderjaar 2008 een projectsubsidie verstrekken in de kosten van activiteiten die strekken tot het opzetten of verbeteren van het beleid ten aanzien van de verbreding van de financieringsbasis.
In de toelichting bij artikel 2 is vermeld dat de ontwikkelingssubsidie is bedoeld voor de professionalisering (en derhalve de verdere ontwikkeling) van de organisatie. Hieronder moet zowel de professionalisering van de interne organisatie worden verstaan als de professionalisering van de activiteiten. Voorts is in deze toelichting vermeld dat de subsidie is bedoeld voor activiteiten die in 2008 plaatsvinden en dat organisaties ook derden kunnen inschakelen om hen te ondersteunen bij trajecten van professionalisering.
2. Bij besluit van 29 juli 2008 heeft de stichting Fonds voor patiënten-, gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden aan de vereniging subsidie verleend van € 30.000,00 voor de uitvoering van activiteiten als beschreven in artikel 2, eerste lid, van de regeling.
Bij besluit van 27 januari 2010 heeft de minister de ontwikkelingssubsidie 2008 aan de vereniging vastgesteld op € 8.604,00 en € 21.396,00 aan onverschuldigd betaalde subsidie teruggevorderd. Aan dat besluit heeft de minister ten grondslag gelegd dat ingevolge de regeling een projectsubsidie wordt verstrekt voor de kosten van activiteiten die strekken tot het opzetten of verbeteren van het beleid ten aanzien van de verbreding van de financieringsbasis, maar dat de door de vereniging opgevoerde kosten niet zien op het beleid, maar hooguit op de uitvoering van het opgezette of verbeterde beleid.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de minister het bezwaar gegrond verklaard, maar het besluit met gewijzigde motivering in stand gelaten. Aan het in stand laten van het besluit heeft hij ten grondslag gelegd dat de door de vereniging in bezwaar overgelegde stukken betrekking hebben op activiteiten in de jaren 2009 en 2010, terwijl de subsidie wordt verstrekt voor activiteiten in het jaar 2008, zodat deze stukken niet relevant zijn en derhalve buiten beschouwing moeten worden gelaten. Voorts heeft de minister daaraan ten grondslag gelegd dat een projectsubsidie alleen wordt verstrekt voor activiteiten die strekken tot professionalisering van de eigen organisatie of voor de ondersteuning van derden daarbij, en dat niet is gebleken dat de stichting Stichting Hartekind (hierna: de stichting) in 2008 trajecten van professionalisering binnen de vereniging heeft ondersteund.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vereniging het bedrag van € 21.396,00 niet heeft besteed in overeenstemming met artikel 2 van de regeling. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de vereniging door de ontwikkeling en positionering van de stichting weliswaar feitelijke ondersteuning geniet, maar dat daarmee niet de professionalisering van de vereniging wordt gerealiseerd of ondersteund. Volgens de rechtbank zien de activiteiten waaraan de subsidie is besteed op de ontwikkeling en het op de kaart zetten van de stichting. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de ten behoeve van de stichting aangewende bedragen evenmin kunnen worden beschouwd als bedragen betaald aan een derde voor de ondersteuning bij of de uitvoering van professionaliseringsactiviteiten, omdat die bedragen niet zijn ingezet voor professionalisering van activiteiten van de vereniging.
4. De vereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister de aan haar verleende ontwikkelingssubsidie 2008 op € 8.604,00 kon vaststellen en € 21.396,00 aan onverschuldigd betaalde subsidie kon terugvorderen. Daartoe voert zij aan dat de kosten voor het oprichten en positioneren van de stichting een activiteit is die strekt tot professionalisering van de eigen organisatie.
4.1. De regeling biedt organisaties van patiënten, gehandicapten en ouderen de mogelijkheid om een ontwikkelingssubsidie aan te vragen ten behoeve van activiteiten die strekken tot professionalisering van hun organisatie. In dit verband heeft de vereniging de stichting opgericht en in die stichting haar fondsenwerving en een professioneel secretariaat ondergebracht om die werkzaamheden verder te professionaliseren. Op die wijze heeft de vereniging haar financieringsbasis verbreed als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder m, van de regeling. Voorts heeft de vereniging kosten gemaakt om de stichting te profileren en te positioneren. In dit verband heeft de vereniging met de aan haar verleende subsidie bureau Topiq ingeschakeld om haar te ondersteunen. Deze ondersteuning bestaat uit de ontwikkeling van een website en ander communicatiemateriaal voor de stichting. Op die wijze heeft de vereniging de externe communicatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder l, van de regeling, van de vereniging verbeterd. Nu het onderbrengen van activiteiten bij de stichting en het profileren van de stichting bijdragen aan de professionalisering van de vereniging, vallen deze activiteiten binnen de reikwijdte van de regeling. De minister mocht de subsidie dan ook niet op een lager bedrag vaststellen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 30 mei 2011 van de minister alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding gelezen met artikel 2 van de regeling voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van 27 januari 2010 zal worden herroepen. De subsidie aan de vereniging zal worden vastgesteld op € 29.856,88, zijnde de verleende subsidie van € 30.000,00 waarop € 143,12 aan niet-bestede subsidie in mindering is gebracht. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 11 oktober 2012 in zaak nr. 11/2147;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 mei 2011, kenmerk DWJZ-2010000286;
V. herroept het besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 januari 2010, kenmerk S4288/3027/FH10;
VI. bepaalt dat de subsidie wordt vastgesteld op € 29.856,88;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VIII. veroordeelt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot vergoeding van bij de Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijkingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 144,40 (zegge: honderdvierenveertig euro en veertig cent);
IX. gelast dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijkingen het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 768,00 (zegge: zevenhonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. R.F.B. van Zutphen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013
85-705.