ECLI:NL:RVS:2013:1894
Raad van State
- Hoger beroep
- F.C.M.A. Michiels
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Bunnik
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 3 december 2012 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bunnik, dat op 15 februari 2012 de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring had afgewezen, bevestigd. Na het indienen van bezwaar door [appellante] had het college op 11 juli 2012 het bezwaar ongegrond verklaard, maar met een gewijzigde motivering.
Tijdens de zitting op 24 september 2013 werd duidelijk dat [appellante] inmiddels een urgentieverklaring had ontvangen van het college naar aanleiding van een nieuwe aanvraag. Dit leidde tot de conclusie dat [appellante] geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Daarnaast verzocht [appellante] om vergoeding van het betaalde griffierecht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het college geen aanleiding had om het griffierecht te vergoeden, aangezien het belang van [appellante] bij de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep niet was vervallen door toedoen van het college. De Afdeling besloot dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat, en werd openbaar uitgesproken op 13 november 2013.