ECLI:NL:RVS:2013:1881

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201309507/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • M.M. Bosma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had op 4 maart 2013 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Op 3 april 2013 verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelde dat de gronden voor de beslissing van de voorzieningenrechter geen betrekking hadden op het door de vreemdeling aan de rechtbank voorgelegde geschil. Dit leidde tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak in strijd was met artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en derhalve vernietigd moest worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was en dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Daarnaast heeft de Afdeling de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op een bedrag van € 472,00, waarbij de rechtbank zal beslissen over de vergoeding van deze kosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 oktober 2013.

Uitspraak

201309507/1/V2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 april 2013 in zaken nrs. 13/6024 en 13/6020 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2013 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 3 april 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de grieven, in hun onderlinge samenhang gelezen en voor zover thans van belang, klaagt de vreemdeling dat de gronden voor de beslissing van de voorzieningenrechter geen betrekking hebben op het door hem aan de rechtbank voorgelegde geschil.
1.1. Het voorblad van de aangevallen uitspraak vermeldt de naam van de vreemdeling. De overwegingen en de beslissing van de voorzieningenrechter hebben echter geen betrekking op het door de vreemdeling aan de rechtbank voorgelegde geschil. De aangevallen uitspraak is daarmee in strijd met artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Awb en moet worden vernietigd.
De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
3. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 april 2013 in zaak nr. 13/6020;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Bosma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2013
572-733