ECLI:NL:RVS:2013:1878

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201308616/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • P.A. de Vink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing uitzetting door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdeling had op 20 september 2012 een aanvraag ingediend om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 30 januari 2013 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 16 augustus 2013 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft in deze procedure vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de vraag of de staatssecretaris bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar al dan niet met toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht mag afzien van het horen van de vreemdeling, niet ter beoordeling voorligt in deze procedure. De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.

Uitspraak

201308616/1/V1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 16 augustus 2013 in zaak nr. 13/5490 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 te bepalen dat uitzetting achterwege blijft, afgewezen.
Bij besluit van 30 januari 2013 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 augustus 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het bij de rechtbank aangevochten besluit van 30 januari 2013 is door de rechtbank vernietigd.
Voor het oordeel dat de vreemdeling niettemin belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, bestaat geen grond. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de vraag of de staatssecretaris bij het door hem nieuw te nemen besluit op bezwaar al dan niet met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb mag afzien van het horen van de vreemdeling, niet in deze procedure ter beoordeling voorligt.
2. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. De Vink
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
154.