ECLI:NL:RVS:2013:1878
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- P.A. de Vink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing uitzetting door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdeling had op 20 september 2012 een aanvraag ingediend om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 30 januari 2013 ongegrond. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 16 augustus 2013 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft in deze procedure vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de vreemdeling geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat de vraag of de staatssecretaris bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar al dan niet met toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht mag afzien van het horen van de vreemdeling, niet ter beoordeling voorligt in deze procedure. De Raad van State heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.