ECLI:NL:RVS:2013:1875

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201307641/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Stadhuiskwartier in Deventer

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan over verzoeken om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Stadhuiskwartier" in Deventer. Het bestemmingsplan werd op 3 juli 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Deventer. Dit plan omvat de bouw van een nieuw stadskantoor en een ondergrondse parkeergarage op een perceel aan het Grote Kerkhof. De verzoekers, waaronder [verzoekster sub 1] en de besloten vennootschappen Generali Real Estate Investments B.V. en Beleggingsmaatschappij Select B.V., hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de gemeente en verzochten om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening zijn dat de besluiten niet voldoen aan de geldende bouwverordening en dat er onvoldoende parkeergelegenheid wordt gecreëerd.

De voorzitter heeft de verzoeken op 15 oktober 2013 ter zitting behandeld. De verzoekers betogen dat de bestaande parkeerdruk te hoog is ingeschat en dat de nieuwbouw niet in voldoende parkeergelegenheid voorziet. De raad en het college van burgemeester en wethouders van Deventer hebben echter gesteld dat de voorwaarden voor ontheffing van de bouwverordening zijn vervuld en dat er voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is.

Na afweging van de argumenten van beide partijen heeft de voorzitter geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de ruimtelijke onderbouwing van het plan en de omgevingsvergunning. De voorzitter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen houden. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2013.

Uitspraak

201307641/2/R1.
Datum uitspraak: 31 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te Deventer, en anderen,
2. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Generali Real Estate Investments B.V., gevestigd te Diemen, en Beleggingsmaatschappij Select B.V., gevestigd te Deventer,
verzoekers,
en
1. de raad van de gemeente Deventer,
2. het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadhuiskwartier" vastgesteld.
Bij besluit van 5 juli 2013 heeft het college aan de gemeente Deventer een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een nieuw stadskantoor en een ondergrondse parkeergarage op een perceel aan het Grote Kerkhof in Deventer.
Bij besluit van 5 juli 2013 heeft het college een maatwerkvoorschrift voor de nieuwbouw van het Stadhuiskwartier vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft [verzoekster sub 1] beroep ingesteld. Tegen het besluit van 3 juli 2013 en eerstgenoemd besluit van 5 juli 2013 hebben Generali en Select beroep ingesteld.
[verzoekster sub 1] en Generali en Select hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 15 oktober 2013, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, Generali en Select, vertegenwoordigd door mr. M. van Harten, advocaat te Den Haag, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De besluiten van 3 juli 2013 en 5 juli 2013 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.
3. De bestreden besluiten hebben betrekking op de bouw van een nieuw stadskantoor en een ondergrondse parkeergarage op de locatie Grote Kerkhof/Burseplein, waar voorheen het - inmiddels gesloopte - oude stadskantoor stond.
4. [verzoekster sub 1] en Generali en Select betogen dat niet is voldaan aan artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening gemeente Deventer 1992/2012 (hierna: de bouwverordening), waarin is bepaald dat op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien. Afwijking van die bepaling met toepassing van het vijfde lid kan niet aan de orde zijn, nu niet op andere wijze wordt voorzien in de benodigde parkeerruimte. In dat verband bestrijden zij de berekeningen van de parkeerbehoefte en de beschikbare capaciteit om in die behoefte te voorzien, welke ten grondslag zijn gelegd aan het plan en de omgevingsvergunning. Daarbij heeft [verzoekster sub 1] een rapport van Empaction B.V. overgelegd. [verzoekster sub 1] en Generali en Select betogen dat de bestaande parkeerdruk te hoog en de parkeerdruk als gevolg van de nieuwbouw van het stadskantoor te laag is ingeschat. Uit een verklaring en bijbehorende schets van de gemeentesecretaris kan volgens hen worden afgeleid dat van het oude stadskantoor de laatste vijf jaar slechts 670 m2 werd gebruikt. Ten onrechte is dan ook bij de bestaande parkeerdruk rekening gehouden met een oppervlakte van 4.918 m2. Voorts zijn de parkeerplaatsen in de nieuwe parkeergarage ten onrechte in mindering gebracht op de parkeerbehoefte die als gevolg van de nieuwbouw zal ontstaan. Deze plaatsen zijn niet bestemd voor gebruikers en bezoekers van het stadskantoor, maar voor bewoners van de binnenstad. In het openbaar gebied is niet voldoende capaciteit om in de parkeerbehoefte te voorzien. Daarbij betrekken zij dat de Wilhelminabruggarage zal worden gesloopt en een vervangende parkeervoorziening onzeker is. In die garage dient voorts de parkeerbehoefte die ontstaat door het laten vervallen van de parkeerplaatsen op het Grote Kerkhof te worden opgevangen.
4.1. De raad en het college stellen zich op het standpunt dat is voldaan aan de voorwaarden om bij de omgevingsvergunning ontheffing te verlenen van artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening. De bestaande parkeerdruk is volgens hen niet te hoog ingeschat. In dit verband berust het betoog van [verzoekster sub 1] en Generali en Select op een verkeerde uitleg van de verklaring van de gemeentesecretaris en de bijbehorende schets. Daaruit blijkt dat het gehele stadskantoor in gebruik was, uitgezonderd een gedeelte van de begane grond met een oppervlakte van 385 m2. De raad en het college hebben aangegeven welke diensten de afgelopen vijf jaar in het oude stadskantoor waren gevestigd en voorts dat in de bodemprocedure op de verhuizing uit het oude stadskantoor betrekking hebbende documenten kunnen worden overgelegd. De plaatsen in de voorziene parkeergarage mogen volgens de raad en het college in mindering worden gebracht bij de berekening van de nieuwe parkeerdruk, omdat deze plaatsen onmiskenbaar invloed hebben op de parkeerdruk. Ten aanzien van de beschikbare parkeercapaciteit stellen de raad en het college dat de gemiddelde bezettingsgraad van de Wilhelminabruggarage dusdanig is dat voldoende vrije parkeerplaatsen zullen overblijven. Zelfs als die garage zou worden afgebroken, zal geen probleem ontstaan. Er zijn mogelijkheden in het Sluiskwartier, waarbij van belang is dat de gemeente eigenaar is van de betrokken gronden. Voor de opvang van de parkeerbehoefte van het Stadhuiskwartier wordt niet verwezen naar de parkeerplaatsen op het Grote Kerkhof, aldus de raad en het college.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter er niet van overtuigd dat aan de ruimtelijke onderbouwing van het plan en de omgevingsvergunning wat het parkeren betreft zodanige gebreken kleven dat het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.
5. Generali en Select betogen dat in Deventer sprake is van een grote leegstand van kantoorruimte. Bij de voorbereiding van het plan zijn de ruimtelijke effecten van de toevoeging van extra kantoorruimte niet onderzocht. In dit verband voeren zij aan dat in strijd is gehandeld met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Niet is aangetoond dat met de nieuwbouw wordt voorzien in een actuele regionale behoefte. Zo al sprake is van een dergelijke behoefte, is niet aannemelijk dat het bestaande aanbod van leegstaande kantoren daar niet in kan voorzien, aldus Generali en Select.
5.1. De raad en het college stellen zich op het standpunt dat de voorziene ontwikkeling niet in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Zou al sprake zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan wordt voldaan aan de in die bepaling genoemde voorwaarden. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. In dat verband hebben de raad en het college naar voren gebracht dat het stadskantoor gelet op de maatschappelijke functie ervan in de binnenstad gerealiseerd dient te worden, nu die omgeving goed bereikbaar is en bovendien herkenbaar voor bezoekers van het stadskantoor. In de binnenstad kan niet op een andere locatie door herstructurering en transformatie in de behoefte worden voorzien, gelet op de wens van de gemeente om alle ambtelijke diensten op één plek te concentreren en de daarvoor benodigde oppervlakte. Daarnaast is aangegeven dat het pand aan de Leeuwenbrug dat thans bij de gemeente voor de huisvesting van gemeentelijke diensten in gebruik is niet voldoet voor de toekomstige huisvesting en dat met het ontwikkelen van de beoogde locatie een impuls aan de binnenstad wordt gegeven. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Dat er leegstand op de kantorenmarkt in Deventer is, laat het voorgaande onverlet, aldus de raad en het college.
Daargelaten of artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro toepasselijk is, ziet de voorzitter gelet op het voorgaande voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat met de door het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling van het Stadhuiskwartier niet is voldaan aan de eisen van die bepaling.
6. In hetgeen [verzoekster sub 1] en Generali en Select overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen kunnen houden.
7. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2013
91.