201202074/1/A3.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 januari 2012 in zaak nr. 11/2595 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2010 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om inschrijving in het register voor beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) en plaatsing op de zogenaamde uitwijklijst als tolk Nederlands-Somali en vertaler Somali-Nederlands afgewezen.
Bij besluit van 17 februari 2011 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 mei 2011 heeft de minister het besluit van 17 februari 2011, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 4 januari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te Den Haag en de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad), zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv), eerste volzin, is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het tweede lid, eerste volzin, is de minister verantwoordelijk voor het register.
Ingevolge het derde lid kan de minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal. De minister kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt.
Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1º een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
De raad heeft voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Stcrt. 2009, 68; hierna: Besluit inschrijving) vastgesteld.
Volgens artikel 3 kan, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is, de raad in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de commissie. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie c.q vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
Voor de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst is het Besluit uitwijklijst Wbtv (Stcrt. 2009, 102; hierna: Besluit uitwijklijst) vastgesteld.
Volgens artikel 1, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de raad, indien hij een verzoek van een tolk of vertaler om te worden ingeschreven in het register afwijst, de tolk of vertaler voor de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) plaatsen op de uitwijklijst indien:
- in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) geen door de raad erkende toets kan worden afgelegd;
- en de tolk of vertaler aantoonbaar beschikt over:
• aantoonbaar mbo-denk-/werkniveau;
• en taalcompetenties in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europese referentiekader voor talen;
• en relevante werkervaring als tolk, respectievelijk vertaler;
- en de tolk of vertaler minimaal 8 punten scoort op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
2. De minister heeft in het besluit van 10 mei 2011 de weigering om [appellant] als tolk in het register op te nemen gehandhaafd. Omdat [appellant] niet voldoet aan de voorwaarden als neergelegd in artikel 3 van het Besluit inschrijving heeft de minister de aanvraag niet voorgelegd aan de commissie.
De minister heeft voorts geweigerd [appellant] op de uitwijklijst te plaatsen, omdat hij voor het Somali niet heeft aangetoond te beschikken over taalcompetenties op niveau B2 als bedoeld in artikel 1 van het Besluit uitwijklijst en evenmin heeft aangetoond te beschikken over relevante werkervaring als tolk.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, ten aanzien van de inschrijving in het register, ten onrechte de minister is gevolgd in diens standpunt dat hij het Somali niet op hbo-niveau beheerst. Daartoe voert hij aan dat ondanks dat er geen opleidings- en toetsingsmogelijkheden bestaan voor tolken en vertalers in het Somali-Nederlands, zodat hij de beheersing van het Somali op hbo-niveau op deze wijze niet kan aantonen, hij beschikt over het vereiste taalvaardigheidsniveau, gelet op de door hem gevolgde hbo-opleiding alsook de overige door hem gevolgde opleidingen en zijn werkervaring.
3.1. Niet in geschil is dat voor de Somalische taal geen erkende tolk- en vertaalopleiding beschikbaar is, zodat [appellant] niet voor inschrijving in het register in aanmerking komt op grond van artikel 3 van de Wbtv, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv.
3.2. Beoordeeld dient derhalve te worden of de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat [appellant] evenmin in aanmerking komt voor inschrijving in het register op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bbtv, omdat hij niet anderszins heeft aangetoond te voldoen aan de wettelijke competenties.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 augustus 2011 in zaak nr. 201011478/1/H3), vloeit uit artikel 3 van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bbtv en bezien in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van de Wbtv (Kamerstukken II, 2004/05, 29 936, nr. 8, blz. 8-9), voort dat een tolk onderscheidenlijk vertaler slechts voor inschrijving in het register in aanmerking komt indien hij de taal waarvoor hij wenst te worden ingeschreven op hbo-niveau beheerst. Dat geen hbo-opleiding in het Somali bestaat, betekent niet dat [appellant] niet anderszins kan aantonen over het vereiste niveau te beschikken.
De rechtbank heeft overwogen dat de stukken die [appellant] in beroep heeft overgelegd, onvoldoende zijn voor het oordeel dat hij het Somali op hbo-niveau beheerst nu ervaringen en goede beoordelingen van gebruikers onvoldoende zijn om het niveau van taalbeheersing op een objectieve wijze vast te stellen. Hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd biedt geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte aldus heeft overwogen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte de minister is gevolgd in diens standpunt dat hij niet heeft aangetoond te voldoen aan de in het Besluit uitwijklijst neergelegde eis van beheersing van het Somali op minimaal niveau B2. Daartoe voert hij aan dat er geen opleidings - en toetsingsmogelijkheden bestaan voor tolken en vertalers in het Somali-Nederlands, zodat hij de beheersing van het Somali op minimaal niveau B2 op deze wijze niet kan aantonen. Voorts is het niet mogelijk om niveau B2 aan te tonen door een diploma over te leggen omdat de centrale Somalische overheid niet functioneert en er geen instanties zijn die documenten verstrekken. Het niveau van taalbeheersing van het Somali kan alleen worden bepaald aan de hand van werkervaring en van de tevredenheid van zijn opdrachtgevers. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 oktober 2012 in zaak nr. 201106108/1/A3) is het op zichzelf niet kennelijk onredelijk dat de minister ook voor de categorie tolken die op de uitwijklijst kan worden geplaatst, eisen stelt aan de beheersing van bron- en doeltaal. Slechts voor zover het voor tolken niet mogelijk is om te voldoen aan het in artikel 1 van het Besluit uitwijklijst neergelegde vereiste dat men moet aantonen te beschikken over taalcompetenties op niveau B2, kan deze eis kennelijk onredelijk zijn.
De minister heeft zich in het besluit van 10 mei 2011 op het standpunt mogen stellen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij beschikt over taalcompetenties in het Somali op niveau B2, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit uitwijklijst. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] geen opleidingen en cursussen heeft gevolgd waarmee aannemelijk is gemaakt dat hij het Somali beheerst op het vereiste niveau. [appellant] heeft weliswaar gesteld middelbaar onderwijs in het Somali te hebben genoten, doch hij heeft dit niet objectief aangetoond. Dat de centrale Somalische overheid thans niet functioneert en er geen instanties zijn die documenten verstrekken, wat daar verder van zij, maakt niet dat het voor [appellant] niet mogelijk was bewijs van de door hem genoten opleiding over te leggen nu hij deze opleiding, naar eigen zeggen, reeds in 1987 heeft afgerond. Ter zitting van de Afdeling heeft de minister naar voren gebracht dat diploma’s die dateren tot halverwege de jaren ’90 kunnen worden overgelegd en heeft hij bovendien kenbaar gemaakt dat voor het Somali ook aan de hand van relevante werkervaring taalbeheersing op niveau B2 kan worden aangetoond. [appellant] heeft echter geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij beschikt over werkervaring op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij het Somali op niveau B2 beheerst.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat de minister heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Er zijn diverse tolken en vertalers die op de uitwijklijst zijn geplaatst, die niet beschikken over een diploma uit Somalië en die evenmin in het bezit zijn van een verklaring waaruit het niveau van taalbeheersing van het Somali blijkt.
5.1. In zijn verweerschrift naar aanleiding van het door [appellant] ingestelde beroep en ter zitting bij de rechtbank heeft de minister toegelicht dat sinds 10 juni 2009 het Besluit uitwijklijst en de daarin gestelde eisen worden toegepast en dat de door [appellant] bedoelde gevallen tolken en vertalers betreffen die reeds vóór deze datum op de uitwijklijst zijn geplaatst. [appellant] heeft dit niet betwist. Derhalve faalt het betoog.
6. Gezien het vorenstaande heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat [appellant] niet heeft aangetoond te voldoen aan de in het Besluit uitwijklijst neergelegde eis van beheersing van het Somali op minimaal niveau B2.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
176-782.