ECLI:NL:RVS:2013:1855

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201306090/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Joure - Bedrijventerreinen en de rechtsgeldigheid van de vaststelling

Op 6 november 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Crown Point B.V. en de raad van de gemeente Skarsterlân. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan "Joure - Bedrijventerreinen" door de raad op 19 december 2012. Crown Point B.V. heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de vastgestelde planregeling in de weg staat aan detailhandelsactiviteiten op haar percelen. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 3 oktober 2013.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling heeft vastgesteld dat het plan een juridisch-planologische regeling voor bedrijfsterreinen in Joure bevat en dat het de vorige bestemmingsplannen vervangt door een uniforme regeling. Crown Point B.V. heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de IMRO-code van het vastgestelde plan en dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom de detailhandelsactiviteiten zijn beperkt.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de raad over de vastgestelde IMRO-code en heeft vastgesteld dat het plan geen inhoudelijke verschillen vertoont ten opzichte van de landelijke voorziening. Het beroep van Crown Point B.V. is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201306090/1/R4.
Datum uitspraak: 6 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Crown Point B.V., gevestigd te Heerhugowaard,
appellante,
en
de raad van de gemeente Skarsterlân,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Joure - Bedrijventerreinen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Crown Point beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2013, waar Crown Point, vertegenwoordigd door mr. R. Ridder, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [directeur], en de raad, vertegenwoordigd door G.C.J. Zaal en P. Kort, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor bedrijfsterreinen in Joure. Het vervangt de vorige bestemmingsplannen door een uniforme en actuele bestemmingsregeling.
3. Crown Point voert aan dat onduidelijk is welk plan de raad langs elektronische weg heeft vastgesteld. Zij brengt naar voren dat de papieren versie een andere IMRO-code heeft dan het plan op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
3.1. De Afdeling stelt vast dat in het vaststellingsbesluit geen IMRO-code is opgenomen. Op de papieren versie van het plan staat IMRO-code NL.IMRO.0051.BPJRE10BEDRIJVENTR-VA01 vermeld. Op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl is uitsluitend het plan met IMRO-code NL.IMRO.0051.BPJRE10BEDRIJVENTR-VA05 te raadplegen.
3.2. De raad heeft ter zitting verklaard dat hij het plan met IMRO-code NL.IMRO.0051.BPJRE10BEDRIJVENTR-VA01 heeft vastgesteld. De raad heeft toegelicht dat het vastgestelde plan vanwege een technische storing tussen de landelijke voorziening en de gemeentelijke software meerdere malen naar de landelijke voorziening is verzonden, waarbij steeds automatisch een nieuw versienummer is aangemaakt. De raad heeft verklaard dat daarbij inhoudelijk geen wijzigingen zijn doorgevoerd.
3.3. De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de raad dat hij het plan met IMRO-code NL.IMRO.0051.BPJRE10BEDRIJVENTR-VA01 heeft vastgesteld.
Voorts is niet gebleken dat het door de raad vastgestelde plan inhoudelijk verschilt van het op www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen plan. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat onduidelijkheid over de inhoud van het vastgestelde plan bestaat en dat het bestreden besluit om die reden in strijd met de rechtszekerheid is vastgesteld.
4. Crown Point kan zich niet verenigen met de voor haar percelen Marconiweg 9, 11-13, 20, 20B en 20C vastgestelde planregeling, aangezien deze planregeling in de weg staat aan detailhandelsactiviteiten in brede zin. Voor zover een bestemming die detailhandel in brede zin toelaat niet mogelijk is, voorziet het plan ten onrechte niet in de mogelijkheid tot vestiging van een autocenter en een outlet op deze percelen, aldus Crown Point.
Hiertoe betoogt Crown Point dat op grond van het voorontwerpplan en het ontwerpplan nog wel detailhandelsactiviteiten waren toegelaten op haar percelen en dat de raad niet motiveert wat de reden van de vastgestelde wijziging is.
Voorts betoogt Crown Point dat de raad, gelet op het vrijstellingsbesluit van 13 juli 2000 en het stuk van het college van burgemeester en wethouders van 2 september 2011, het gebruik ten behoeve van detailhandel als zodanig had moeten bestemmen.
Verder betoogt Crown Point dat haar panden grotendeels al geruime tijd leegstaan en dat als gevolg van de door de raad aan de percelen toegekende bestemming haar panden leeg zullen blijven staan. Dit is in strijd met een goede ruimtelijke ordening en het beleid van de gemeente om een kwalitatief hoogstaand bedrijventerrein te behouden, aldus Crown Point. Daarnaast betoogt Crown Point dat de vloeroppervlakte in het kernwinkelgebied te beperkt is om alle noodzakelijke detailhandel te kunnen vestigen, zodat in haar panden eveneens detailhandel gefaciliteerd dient te worden.
Ten slotte betoogt Crown Point dat het plan economisch niet uitvoerbaar is, aangezien bij de toegekende bestemming de panden leeg zullen blijven staan.
4.1. De raad stelt dat het voorheen geldende plan "Woudfennen II" niet voorzag in de mogelijkheid van zelfstandige detailhandel in brede zin op de percelen van Crown Point, evenmin als de bij besluit van 13 juli 2000 verleende vrijstelling die slechts voorzag in volumineuze detailhandel ten behoeve van een woonboulevard. Daarnaast stelt de raad dat hij, net als bij het voorheen geldende plan, het uitgangspunt heeft gehanteerd om op het bedrijventerrein Woudfennen slechts hoogwaardige, kennisintensieve productie- en dienstverlenende bedrijven toe te staan die met het oog op een representatief karakter niet zijn aan te merken als hinderveroorzakend voor wat betreft de aspecten van verkeersaantrekking, geluid, stof en stank. Verder heeft de raad zijn beleid om nieuwe detailhandelsfuncties in het kernwinkelgebied te concentreren aan het besluit ten grondslag gelegd. De raad wijst in dit verband op het op 22 mei 2003 tussen het gemeentebestuur en de Vereniging van Winkeliers, Industriëlen en Handelaren gesloten convenant herinrichting Midstraat te Joure, gemeente Skarsterlân (hierna: het convenant), de structuurvisie Joure uit 1995 (hierna: de structuurvisie) en de Integrale Visie Heerenveen-Skarsterlan ‘Ruimte voor de Toekomst’ uit 2005 (hierna: de integrale visie). Gelet op dit uitgangspunt en dit beleid is in het plan perifere detailhandel ten behoeve van een woonboulevard als zodanig bestemd en voorziet het plan niet in de door Crown Point gewenste bestemming, aldus de raad.
4.2. Blijkens de verbeelding is aan de percelen de bestemming "Bedrijventerrein - Bedrijvenpark" toegekend en de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - woonboulevard".
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijventerrein - Bedrijvenpark" aangewezen gronden bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. Hoogwaardige, kennisintensieve, weinig hinder veroorzakende bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3;
2. Instellingen voor beroepsopleidingen en bijscholing;
3. Detailhandel voor zover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van een bedrijf als bedoeld onder 1;
[…]
6. Perifere detailhandel in sanitair, keukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en accessoires, onderhoudsmiddelen en/of materialen, meubelen, artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en bouwmarkten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - woonboulevard";
[…]
4.3. In het voorheen geldende plan "Woudfennen II" was aan de percelen de bestemming "Bedrijvenpark" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de voorschriften van het vorige plan waren de als zodanig aangegeven gronden bestemd voor de volgende doeleinden:
- hoogwaardige kennisintensieve weinig hinder veroorzakende productie en dienstverlenende industrie, groothandel, ambachtelijk-, nijverheids- en overige dienstverlenende bedrijven.
[…]
4.4. De Afdeling overweegt dat de procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan aanvangt met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Aan een voorontwerpplan kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.
De Afdeling stelt voorts vast dat, anders dan Crown Point betoogt, Bijlage 3 van de planregels ongewijzigd is vastgesteld en de in het vastgestelde plan opgenomen gebruiksmogelijkheden niet zijn beperkt ten opzichte van het ontwerpplan. Het betoog van Crown Point dat de gebruiksmogelijkheden in het vastgestelde plan zijn beperkt ten opzichte van het ontwerpplan mist dan ook feitelijke grondslag.
Het aangevoerde over het voorontwerpplan en het ontwerpplan treft geen doel.
4.5. Aan de rechtsvoorganger van Crown Point is bij besluit van 13 juli 2000 een vrijstelling verleend voor de vestiging van een woonboulevard op de percelen. Aangezien de verleende vrijstelling slechts voorziet in het gebruik van de desbetreffende percelen als woonboulevard, kan deze vrijstelling geen rechten en gerechtvaardigde verwachtingen doen ontstaan dat op het desbetreffende gedeelte van het perceel detailhandelsactiviteiten in brede zin zouden worden toegelaten.
De Afdeling stelt voorts vast dat het stuk van 2 september 2011, anders dan Crown Point betoogt, geen vrijstelling betreft. Voor zover Crown Point betoogt dat de raad, gelet op de inhoud van dit stuk, het vertrouwensbeginsel heeft geschonden, wordt overwogen dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust bij de raad. Nog daargelaten dat het stuk van 2 september 2011 geen concrete, ondubbelzinnige toezegging inhoudt, stelt de Afdeling vast dat de inhoud hiervan niet aan de raad toe te rekenen is. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
4.6. De raad heeft, net als bij de vaststelling van het voorheen voor het bedrijventerrein Woudfennen geldende plan, het uitgangspunt gehanteerd om op het bedrijventerrein Woudfennen slechts hoogwaardige, kennisintensieve productie- en dienstverlenende bedrijven toe te staan die met het oog op een representatief karakter niet zijn aan te merken als hinderveroorzakend voor wat betreft de aspecten van verkeersaantrekking, geluid, stof en stank. Daarnaast heeft de raad aan zijn besluit het gemeentelijk beleid ten grondslag gelegd om slechts in het kernwinkelgebied detailhandel toe te staan. De raad heeft hierbij gewezen op het convenant, de structuurvisie en de integrale visie. Uit pagina 54 van de structuurvisie volgt dat het gemeentebestuur wenst vast te houden aan het concentratieprincipe van het winkelgebied. Voorts volgt uit pagina 72 van de integrale visie dat de belangrijkste voorzieningen zich in de historische as tussen het gemeentehuis, Midstraat en Geert Knolweg bevinden en dat in dit gebied voldoende ruimte beschikbaar is voor intensivering en uitbreiding van huidige en toekomstige voorzieningen. Uit de plankaarten behorende bij de integrale visie volgt dat het perceel van Crown Point buiten het centrumgebied ligt. Gelet op dit gemeentelijk beleid heeft de raad niet voorzien in de door Crown Point gewenste bestemming die detailhandelsactiviteiten in brede zin toelaat. De Afdeling acht het aan het plan ten grondslag gelegde uitgangspunt en beleid niet onredelijk.
In hetgeen Crown Point aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het toekennen van een bestemming die detailhandel in brede zin, althans een autocenter en outlet, toelaat niet in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid. Hetgeen Crown Point aanvoert, geeft evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat de uitvoering van dit beleid zodanig onevenredige gevolgen heeft voor Crown Point dat de raad niet in redelijkheid aan de uitvoering van dit beleid vast heeft kunnen houden. Daarbij betrekt de Afdeling dat het voorheen geldende plan evenmin voorzag in de mogelijkheid van zelfstandige detailhandel op de percelen van Crown Point.
Aangezien de panden reeds zijn opgericht, bestaat er voorts geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan in zoverre financieel-economisch niet uitvoerbaar is.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013
431-745.