201306022/1/R6.
Datum uitspraak: 6 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
VVE de Oude Haeck II en anderen, gevestigd te Putten,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2013 heeft het college het wijzigingsplan "Brinkstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben VVE de Oude Haeck II en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2013, waar het college, vertegenwoordigd door G. Alberts, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
Het wijzigingsplan
1. Met het plan wordt beoogd het gebied tussen de Brinkstraat, Koesteeg en de Kruidentuin te Putten te herontwikkelen door 11 sociale huurappartementen, 15 studio’s voor mensen met een verstandelijke beperking en een verblijfsruimte van 225 m2 mogelijk te maken in plaats van de 16 bestaande woningen. Om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden is het plan flexibel opgesteld zodat ook 26 wooneenheden zouden kunnen worden ontwikkeld.
2. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels het college binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen.
3. Ingevolge artikel 20, lid 20.1, van de regels van het bestemmingsplan "Putten Centrum 2003" kan het college, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen wijzigen zodanig, dat:
a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven
Ingevolge lid 20.3 kan het college, indien is komen vast te staan dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 03" de huidige bestemmingen, bebouwing en gebruikvormen, geheel of gedeeltelijk niet worden gehandhaafd en daar behoefte bestaat aan herontwikkeling, de huidige bestemmingen en bouw- en gebruiksmogelijkheden wijzigen in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 7 (Gemengd), 8 (Groen), 12 (Tuin), 14(Verkeer - Verblijfsgebied) en 15 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de woningbouw dient te passen binnen de in regionaal vastgelegde kwalitatieve woningbouwtaakstelling;
b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
c. er moet rekening worden gehouden met de in de "Parkeernota Centrum Putten", zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan opgenomen parkeernormen;
d. er moet worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
d. voorafgaand aan de wijziging zal uit onderzoek moeten zijn gebleken, dat tegen de wijziging vanuit archeologisch of uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar bestaat;
e. er moet worden voldaan aan de regelgeving ten aanzien van de luchtkwaliteit;
f. er dient een watertoets te zijn uitgevoerd;
(…)
j. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 03", tevens met inachtneming van de volgende bepalingen: (locatie Brinkstraat-Koesteeg)
1. het aantal woningen mag niet meer dan 35 bedragen;
2. het aantal bouwlagen mag niet meer dan drie met een kap bedragen.
4. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
5. VVE de Oude Haeck II en anderen betogen dat de lichtinval in de appartementen aan de Dorpstraat 70 tot en met 86 vermindert doordat de maximale bouwhoogte verhoogd is ten opzichte van de bestaande situatie. Ook wordt het uitzicht vanuit de appartementen belemmerd. Door de intensivering van het verkeer en het smaller worden van de Koesteeg in verband met het verschuiven van de bouwgrens zal het bestemmingsverkeer over het privéterrein van de bewoners van De Oude Haeck rijden waardoor de bestrating en de leidingen zwaarder belast worden, hetgeen tot hogere kosten leidt. Ook de bereikbaarheid van de garages van VVE Oude Haeck II en anderen wordt volgens hen belemmerd.
5.1. Het college stelt dat het plan voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Putten Centrum" en het college dus van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het plan maakt een bouw- en goothoogte van onderscheidenlijk 11 en 13 m mogelijk. De maximale invulling binnen deze maten is drie bouwlagen met een kap en is daarmee voldaan aan de voorwaarde dat het aantal bouwlagen niet meer dan drie met een kap mag bedragen. VVE Oude Haeck II en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college niet aan de wijzigingsvoorwaarden heeft voldaan.
5.2. De in het wijzigingsplan voorziene bebouwing, die niet tot een verschuiving van de bebouwingsgrens aan de Koesteeg leidt, is aan de noordkant gelegen van de appartementen aan de Dorpstraat 70 tot en met 86. Uit de bezonningsstudie, die de Afdeling niet onjuist voorkomt, blijkt dat de ligging van deze appartementen ten opzichte van de voorziene bebouwing de lichtinval in de appartementen niet beperkt. Evenmin zal de schaduwwerking toenemen als gevolg van het plan.
Het plan heeft, gezien de stukken en het verhandelde ter zitting, evenmin een negatief effect op de breedte van de Koesteeg. Bij de uitvoering van het plan zal de verharding van de Koesteeg tegen de zijgevel van nieuwe bebouwing worden aangelegd en zal de verharding aan de zijde van het plangebied worden verbreed met één meter, zodat het niet aannemelijk is dat om te kunnen parkeren op de daarvoor aangewezen gronden van het plangebied behoeft te worden uitgeweken op de gronden van De Oude Haeck.
Gezien het vorenstaande en nu de maximale bouwhoogte van de voorziene bebouwing aansluit bij in de directe omgeving gelegen bebouwing heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
6. Ten slotte vrezen VVE Oude Haeck II en anderen voor waardevermindering van de appartementen aan de Dorpsstraat 70 tot en met 86 te Putten.
6.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van Dorpsstraat 70 tot en met 86 betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Rietberg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013
725.