ECLI:NL:RVS:2013:1818

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201211684/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Zeelberg' vastgesteld door de raad van de gemeente Valkenswaard

Op 6 november 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan 'Zeelberg', vastgesteld door de raad van de gemeente Valkenswaard op 27 september 2012. De appellanten, een inwoner en een onderneming uit Valkenswaard, hebben beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan. De appellanten betogen dat het bestemmingsplan hen onterecht beperkt in hun mogelijkheden om woningen te bouwen op hun percelen. De raad van de gemeente Valkenswaard heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het bestemmingsplan conserverend van aard is en dat de beleidsvrijheid van de raad om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven, niet in strijd is met de wet.

De Afdeling heeft de zaak op 2 juli 2013 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun bezwaren toegelicht, waarbij de eerste appellante aanvoert dat de raad ten onrechte de bouw van een tweede woning op haar perceel niet mogelijk heeft gemaakt. De raad heeft hierop geantwoord dat het perceel niet voldoet aan de voorwaarden voor splitsing in meerdere woningen. De tweede appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de bestemming 'Agrarisch met waarden' en de functieaanduiding 'manege', omdat de exploitatie van de manege niet meer mogelijk is en er in het plan geen woningbouw is voorzien.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van de eerste appellante ongegrond is, omdat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voor de tweede appellante is het beroep gegrond verklaard, omdat de raad niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de bestemming 'Agrarisch met waarden' gehandhaafd blijft, terwijl de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de in het plan voorziene situatie. De Raad van State heeft de raad opgedragen om binnen 26 weken een nieuw plan vast te stellen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

201211684/1/R3.
Datum uitspraak: 6 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], wonend te Valkenswaard,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Valkenswaard,
en
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Zeelberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 juli 2013, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. R. Stiekema, advocaat te ’s-Hertogenbosch, [gemachtigde] en P.G. Geldens, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta en B. Tax, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het bestemmingsplan heeft tot doel de bestaande, feitelijke situatie in een actuele juridisch-planologische regeling vast te leggen en is voornamelijk conserverend van aard.
Het beroep van [appellante sub 1]
3. [appellante sub 1], die woont op het perceel [locatie 1], betoogt dat de raad ten onrechte niet, zoals in het vorige bestemmingsplan "Schaapsloop 2", de bouw van een tweede woning op dit perceel mogelijk heeft gemaakt. In februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de bouw van één extra woning. Voorts stelt [appellante sub 1] dat het perceel zijn waarde in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ) onder meer aan deze extra bouwmogelijkheid ontleent. Verder stelt [appellante sub 1] dat één extra woning geen wezenlijke inbreuk maakt op het woningbouwcontingent en het karakter van de buurtschap niet zal aantasten. Hierbij brengt [appellante sub 1] naar voren dat splitsing van langgevelboerderijen in twee woningen wel is toegestaan. Ten slotte betoogt [appellante sub 1] dat de raad de belangen onvoldoende heeft afgewogen.
4. Volgens de raad is het bouwen van een extra woning op het perceel in het plan niet mogelijk gemaakt, omdat het niet gaat om een langgevelboerderij. Alleen langgevelboerderijen komen ingevolge het plan voor splitsing in aanmerking. Voorts stelt de raad dat het college van burgemeester en wethouders in februari 2006 heeft ingestemd met het bouwen van één extra woning op het perceel, maar dat hieraan nimmer gevolg is gegeven. Bovendien wordt de bouw van een extra woning stedenbouwkundig ongewenst geacht. Verder stelt de raad dat de toename van de woningbouwvoorraad beperkt moet blijven vanwege het woningbouwcontingent van de provincie.
5. In het plan heeft het perceel [locatie 1] de bestemming "Wonen". Ter plaatse is slechts één woning toegelaten. Ingevolge artikel 10, lid 10.2, onder 10.2.1, aanhef en onder e, van de planregels is het niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - langgevelboerderij" kan het bevoegd gezag ingevolge lid 10.3, onder 10.3.3, een omgevingsvergunning verlenen om hiervan af te wijken voor het splitsen in maximaal twee woningen, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.
Uit de stukken blijkt dat de raad het splitsen van hoofdgebouwen, met uitzondering van langgevelboerderijen, wil tegengaan, omdat hierdoor het cultuurhistorisch waardevol karakter van de buurtschap Zeelberg kan worden aangetast.
5.1. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De omstandigheid dat het vorige bestemmingsplan zich niet verzette tegen het bouwen van een extra woning op het perceel, laat onverlet dat in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan alle betrokken belangen behoren te worden afgewogen, waarbij wordt bezien in hoeverre het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling neemt in aanmerking dat het verzoek van [appellante sub 1] om op het perceel een extra woning te realiseren, waarmee het college van burgemeester en wethouders in februari 2006 heeft ingestemd, geen concreet bouwplan betrof, maar slechts een principeverzoek. In verband hiermee behoefde de raad bij de vaststelling van het plan aan de beslissing op dit verzoek geen overwegende betekenis toe te kennen. In dit geval komt de beoogde extra woning op het perceel achter de bestaande woning te staan, hetgeen de raad uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst heeft kunnen achten.
5.2. Met betrekking tot de verhouding tot de waarde in het kader van de WOZ, wat daar ook van zij, overweegt de Afdeling dat de waardevaststelling in het kader van de WOZ niet relevant is bij het toekennen van een bestemming in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
5.3. Het woningbouwprogramma van Valkenswaard is voor de jaren 2011-2020 vastgesteld door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. In dit programma zijn alle woningbouwprojecten opgenomen die in de gemeente in ontwikkeling zijn. Gelet op het aantal woningen van deze projecten, neemt de raad het standpunt in dat toevoeging van extra woningen, behoudens de afwijkingsmogelijkheid voor splitsing van langgevelboerderijen, beperkt moet blijven. De Afdeling acht dit standpunt van de raad niet onredelijk, in aanmerking genomen dat het toekennen van een extra woning op het perceel een ongewenste precedentwerking kan hebben.
5.4. Ten aanzien van de door [appellante sub 1] gemaakte vergelijking met langgevelboerderijen heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat uitsluitend langgevelboerderijen die als zodanig zijn aangeduid, voor splitsing in maximaal twee woningen in aanmerking komen teneinde deze voor Zeelberg kenmerkende gebouwen zo veel mogelijk te kunnen behouden. De Afdeling acht dit onderscheid met andere hoofdgebouwen niet onredelijk.
5.5. Gelet op het voorgaande, is het beroep van [appellante sub 1] ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 2]
6. [appellante sub 2], die eigenaar is van het perceel [locatie 2], heeft bezwaren tegen het hierop betrekking hebbende plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" en de functieaanduiding "manege", omdat het vrijwel onmogelijk is ter plaatse een manege te exploiteren en in verband hiermee in het plan ten onrechte niet is voorzien in woningbouw. Daartoe voert zij aan dat de manege die destijds op het perceel gevestigd was, geur- en geluidoverlast voor de bewoners van nabijgelegen woningen veroorzaakte, dat in verband hiermee de exploitatie van de manege is beëindigd en dat de manege inmiddels is gesloopt. In ruil hiervoor heeft het gemeentebestuur, naar [appellante sub 2] stelt, haar in het verleden toezeggingen gedaan om op het perceel drie nieuwe woningen te bouwen en de reeds bestaande voormalige bedrijfswoning te handhaven.
7. De raad stelt zich op het standpunt dat het gaat om een conserverend bestemmingsplan waarin de feitelijk bestaande situatie wordt vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen kunnen niet meegenomen worden. Er is geen overeenstemming over of definitieve uitwerking van de door [appellante sub 2] beoogde woningbouwontwikkeling. Verder stelt de raad dat de toename van de woningbouwvoorraad beperkt moet blijven, gelet op het beperkte woningbouwcontingent.
8. De raad heeft het perceel overeenkomstig het vorige bestemmingsplan "Schaapsloop 2" bestemd voor een manege. De Afdeling overweegt dat, gelet op het feit dat de manege reeds ten tijde van het bestreden besluit haar activiteiten ter plaatse had beëindigd en de bebouwing inmiddels is gesloopt, de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met de in het plan voorziene situatie. Verder is niet aannemelijk geworden dat het perceel binnen de planperiode weer in gebruik zal worden genomen als manege. Gelet op het voorgaande heeft de raad er niet in redelijkheid voor kunnen kiezen om de bestemming van het vorige plan te handhaven. Het lag in dit geval in het kader van een goede ruimtelijke ordening op de weg van de raad om te onderzoeken welke bestemming ter plaatse passend en uitvoerbaar is en daarbij had de raad de hiervoor vermelde omstandigheden moeten betrekken. Anders dan [appellante sub 2] betoogt, betekent dit echter niet dat de raad er in dit geval zonder meer voor had moeten kiezen om de door haar beoogde woningbouw in het plan mogelijk te maken. Daarbij is van belang dat ten tijde van de vaststelling van het plan geen overeenstemming was bereikt over het aantal woningen en de bestaande bedrijfswoning en dat [appellante sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in de door haar beoogde woningbouw zou voorzien.
8.1. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" en de functieaanduiding "manege" dat ziet op de [locatie 2] in Valkenswaard, niet berust op een deugdelijke motivering en is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
De Afdeling ziet aanleiding om overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, onder a, van de Awb, zoals dit luidde ten tijde van belang, de raad op te dragen met inachtneming van deze uitspraak in zoverre een nieuw plan vast te stellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Proceskosten
9. Ten aanzien van [appellante sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten aanzien van [appellante sub 2] dient de raad op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 2] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Valkenswaard van 27 september 2012, waarbij het bestemmingsplan "Zeelberg" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden" en de functieaanduiding "manege", dat ziet op de [locatie 2] in Valkenswaard;
III. draagt de raad van de gemeente Valkenswaard op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw plan, voor zover het plan is vernietigd, vast te stellen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
IV. verklaart het beroep van [appellante sub 1] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Valkenswaard tot vergoeding van de bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Valkenswaard aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013
177-774.