ECLI:NL:RVS:2013:1804

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
201210635/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag werd op 26 oktober 2010 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 28 oktober 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 16 oktober 2012 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ook ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 28 oktober 2013 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder was beantwoord in een andere uitspraak van de Afdeling. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep kennelijk gegrond was en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden.

De Raad van State heeft het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 28 oktober 2011 vernietigd, omdat dit in strijd was met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarnaast werd de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.416,00 bedroegen, en het griffierecht van € 384,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201210635/1/V1.
Datum uitspraak: 28 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[wettelijk vertegenwoordiger] van [de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 16 oktober 2012 in zaak nr. 11/37586 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft de minister een aanvraag van, voor zover thans van belang, de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2011 heeft de minister het daartegen voor de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 oktober 2012 heeft de rechtbank het daartegen voor de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak is voor de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in grief I opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 10 oktober 2012 in zaak nr. 201112315/1/V1 beantwoord. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De overige grieven behoeven geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het beroep gegrond verklaard en het besluit van 28 oktober 2011 vernietigd wegens strijd met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000.
3. De staatssecretaris moet op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 16 oktober 2012 in zaak nr. 11/37586;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 28 oktober 2011, kenmerk 0809-10-1336;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.416,00 (zegge: veertienhonderdzestien euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het voor de vreemdeling betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2013
620-785