201304289/2/R2.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Aalten,
en
de raad van de gemeente Aalten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Aalten, Romienendiek 2A" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2013, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door S. Lammers en G.H. Scheffer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GUV Berkenhove B.V. (hierna: GUV), vertegenwoordigd door L.J. van Asselt, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet op verzoek van GUV in de uitbreiding van de begraafplaats Berkenhove aan de Romienendiek te Aalten met een strooiveld ten behoeve van asverstrooiing en een ontvangst- en kantoorruimte. Voorts is tegenover het reeds bestaande uitvaartcentrum aan de Romienendiek een parkeerterrein voorzien.
3. Ter zitting is door [verzoeker] en anderen verklaard dat hun bezwaren zich met name richten tegen de bouw van de ontvangst- en kantoorruimte waarin in het plan is voorzien, nu zij vrezen dat met de realisatie van het gebouw het waardevol landschap aangetast wordt.
Ontvankelijkheid
4. De raad betoogt dat het verzoek niet kan worden toegewezen nu [verzoeker] en anderen geen rechtstreeks bij het plan betrokken belang hebben. In dit verband wijst de raad erop dat [verzoeker] en anderen op grote afstand van het in het plan voorziene gebouw wonen en door het tussenliggend groen en het glooiende landschap geen zicht zullen hebben op het gebouw.
4.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4.2. Uit de verbeelding blijkt dat het plangebied is gelegen op ten minste 190 meter van de dichtstbij gelegen woning van [verzoeker] en anderen en dat de overige woningen op grotere afstand van het plangebied liggen. Uit door de raad overgelegde foto’s kan worden afgeleid dat het zicht vanuit de dichtstbij gelegen woning op het plangebied beperkt wordt door bosschages en houtwallen. Ter zitting is door [verzoeker] en anderen erkend dat door de tien tot dertien meter lager gelegen ligging van de woningen van [verzoeker] en anderen, vanuit deze woningen geen zicht bestaat op het voorziene strooiveld en gebouw. Gelet op de afstand van de woningen tot het plangebied en het ontbreken van zicht daarop en de geringe omvang van de in het plan voorziene ruimtelijke ontwikkeling, bestaat bij de voorzitter twijfel over de ontvankelijkheid van het beroep van [verzoeker] en anderen, behoudens voor zover het het beroep van [2 verzoekers] betreft. Nu [2 verzoekers] rechten kunnen doen gelden op agrarische gronden in de directe nabijheid van het plangebied, acht de voorzitter het niet uitgesloten dat de Afdeling [2 verzoekers] als belanghebbenden bij het plan zal aanmerken, zodat de voorzitter aanleiding ziet het verzoek inhoudelijk te behandelen.
Spoedeisend belang
5. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1. [verzoeker] en anderen beogen met hun verzoek om voorlopige voorziening te voorkomen dat het plan in werking treedt en alsdan een omgevingsvergunning voor het bouwen van de ontvangst- en kantoorruimte wordt verleend. Namens GUV is ter zitting toegezegd dat zij hangende het beroep van [verzoeker] en anderen tegen het plan, geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de ontvangst- en kantoorruimte zal indienen. Nu in zoverre de inwerkingtreding van het plan niet tot onomkeerbare gevolgen leidt en ook anderszins niet is gebleken dat met de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen zullen ontstaan voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemzaak, hebben [verzoeker] en anderen geen spoedeisend belang bij hun verzoek.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Plambeck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
159-779.