ECLI:NL:RVS:2013:1782

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
30 oktober 2013
Zaaknummer
201308301/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Eschmarke Zuid West 2010

Op 1 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Enschede, beroep ingesteld. Gelijktijdig met hun beroep hebben zij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 15 oktober 2013, waarbij de verzoekers werden vertegenwoordigd door mr. G.H. Kromhof en de raad door C.W. Otten-Harmsen.

De voorzitter overweegt dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. De verzoekers zijn van mening dat de planregeling hen benadeelt, omdat de bouw van woningen op hun percelen niet mogelijk is gemaakt. De raad stelt echter dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn, omdat zij geen zienswijze tegen het ontwerpplan hebben ingediend.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende geen beroep instellen tegen de vaststelling van een bestemmingsplan als hij geen zienswijze heeft ingediend, tenzij hem dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. De voorzitter concludeert dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat zij niet op de hoogte waren van het ontwerpplan, aangezien het huis-aan-huisblad waarin gemeentelijke mededelingen worden geplaatst, niet op hun adressen werd bezorgd. De voorzitter verwacht dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013 door de voorzitter, mr. Th.G. Drupsteen, in aanwezigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201308301/2/R6.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Enschede,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Eschmarke Zuid West 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker A] en [verzoeker B] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2013, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door mr. G.H. Kromhof, werkzaam bij Hofrijck Bureau voor taxaties en onteigeningen, en de raad, vertegenwoordigd door C.W. Otten-Harmsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet voor onder meer de gronden van [verzoeker A] en [verzoeker B] aan de [locatie] te Enschede in een actuele bestemmingsregeling, waarbij de bestaande situatie wordt vastgelegd.
3. [verzoeker A] en [verzoeker B] richten zich in hun verzoek tegen de planregeling voor zover daarin de bouw van woningen op hun percelen niet mogelijk is gemaakt.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [verzoeker A] en [verzoeker B] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
5. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
6. [verzoeker A] en [verzoeker B] voeren aan dat het huis-aan-huisblad waarin in de gemeente Enschede gemeentelijke mededelingen worden geplaatst niet op hun adressen aan de [locatie] wordt ontvangen. De voorzitter overweegt dat voorshands niet is gebleken dat de bezorging van het huis-aan-huisblad in het algemeen zodanige gebreken vertoont dat dit niet als middel ter kennisgeving van gemeentelijke besluiten had mogen worden gebruikt. De omstandigheid dat de bezorging van het huis-aan-huisblad op de adressen van [verzoeker A] en [verzoeker B] kennelijk te wensen overliet, doet aan de geschiktheid van dit blad ter kennisgeving als voornoemd niet af. Gelet op het vorenstaande is de voorzitter op voorhand van oordeel dat het op de weg van [verzoeker A] en [verzoeker B] ligt om het huis-aan-huisblad bezorgd te krijgen of zich anderszins tijdig op de hoogte te stellen van de kennisgeving van het ontwerpplan en dat in de door hen naar voren gebrachte omstandigheid geen rechtvaardiging is gelegen voor het niet naar voren brengen van een zienswijze over het ontwerpplan.
7. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013
91.