201306688/2/R6.
Datum uitspraak: 21 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te Strijen,
en
de raad van de gemeente Strijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Striene" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 oktober 2013, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. J.W.O. Croockewit, advocaat te Amsterdam, [gemachtigde] en H. Simons, adviseur, en de raad, vertegenwoordigd door L. Bos, J. de Pee, beiden werkzaam bij de gemeente, en W.L. Verweij, werkzaam bij Rho, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Lidl Nederland GmbH, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Nijmegen, en R. Blom, vastgoedacquisiteur.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt de bouw van een supermarkt en 18 woningen en de aanleg van een parkeerterrein mogelijk op de voormalige schoollocatie De Striene te Strijen.
[verzoekster] exploiteert een Albert Heijn-supermarkt aan de [locatie 1] te Strijen en is rechthebbende van het perceel aan de [locatie 2] waarop voorheen een C1000-supermarkt was gevestigd. Het plangebied ligt aan de achterkant van het pand waarin Albert Heijn-supermarkt is gevestigd.
3. [verzoekster] kan zich er niet mee verenigen dat de raad met het plan een supermarkt op locatie De Striene mogelijk heeft gemaakt.
[verzoekster] voert allereerst aan dat het toestaan van een supermarkt op deze plaats in strijd is met het gemeentelijke beleid dat is neergelegd in de Centrumvisie Strijen (hierna: de Centrumvisie) uit 2010. Voorts betoogt [verzoekster] dat de raad dit beleid in de structuurvisie "Compleet Strijen! Strij(d)en voor kwaliteit en vitaliteit: structuurvisie gemeente Strijen" (hierna: de Structuurvisie) ten onrechte heeft gewijzigd.
Daarnaast betoogt [verzoekster] dat de raad er bij de vaststelling van het plan ten onrechte van is uitgegaan dat de locatie aan de [locatie 2] waar tot februari 2011 een C1000-supermarkt was gevestigd, niet geschikt is om opnieuw een supermarkt te vestigen. Nu deze locatie - eventueel na een aantal aanpassingen en uitbreiding met een achtergelegen perceel - feitelijk nog altijd geschikt is voor een supermarkt en het ter plaatse geldende bestemmingsplan de vestiging van een supermarkt nog altijd toestaat, heeft de raad met het plan in strijd met de Structuurvisie een derde supermarkt in de dorpskern van Strijen mogelijk gemaakt, aldus [verzoekster].
3.1. In paragraaf 3.3 van de Centrumvisie, die de raad op 26 januari 2010 heeft vastgesteld, staat dat is gekozen voor twee volwaardige supermarkten. Er is volgens de Centrumvisie geen ruimte voor een derde supermarkt in Strijen. In de Centrumvisie zijn als locatie voor de twee supermarkten aangewezen de locatie van de Albert Heijn-supermarkt aan de [locatie 1] en de locatie aan de [locatie 2] waar destijds de C1000-supermarkt was gevestigd.
De Centrumvisie is op dit punt gewijzigd door de Structuurvisie, die de raad op 25 september 2012 heeft vastgesteld. Paragraaf 1.1 van de Structuurvisie vermeldt dat in plaats van een supermarkt op iedere "pool" van het kernwinkelgebied, zoas in de Centrumvisie, gekozen wordt voor twee supermarkten in het centrumgebied: een op de locatie van de Albert Heijn-supermarkt aan de Kerkstraat en een op de daarachter gelegen locatie De Striene. Ten tijde van de vaststelling van het plan gold het beleid uit de Structuurvisie.
3.2. De voorzitter ziet in hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd vooralsnog geen aanleiding voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat de raad met de vaststelling van de Structuurvisie - waarin vanwege de gewijzigde situatie als gevolg van het vertrek van de C1000-supermarkt alsnog is geopteerd voor concentratie boven een locatie op iedere "pool" van het kernwinkelgebied - niet is gebleven binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
3.3. Naar aanleiding van het betoog dat de raad door een derde supermarkt mogelijk te maken heeft gehandeld in strijd met de Structuurvisie, overweegt de voorzitter van de Afdeling het volgende. De raad is er bij de vaststelling van het plan van uitgegaan dat het plan een tweede supermarkt mogelijk maakt, naast het bestaande Albert Heijn-filiaal dat door [verzoekster] wordt geëxploiteerd. Deze aanname ligt onder meer ten grondslag aan het distributieplanologisch onderzoek dat bij de voorbereiding van het plan is uitgevoerd. Ter zitting heeft de raad erkend dat het ter plaatse geldende bestemmingplan op de voormalige C1000-locatie aan de [locatie 2] de vestiging van een supermarkt nog altijd mogelijk maakt. De raad heeft hierover gesteld dat voor dat perceel de algemene bestemming "Centrumdoeleinden" geldt, waarbinnen onder meer detailhandel is toegestaan. De raad heeft naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de voormalige C1000-locatie aan de [locatie 2], al dan niet na aanpassing dan wel uitbreiding, feitelijk blijvend ongeschikt is voor de vestiging van een supermarkt. Dit betekent dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat op die locatie onverminderd vestiging van een supermarkt mogelijk is. Reeds daarom is de raad bij de voorbereiding van het bestreden besluit wat betreft het maximaal aantal supermarkten dat in de dorpskern van Strijen is toegestaan, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet uitgegaan van de juiste feiten en omstandigheden.
Gelet hierop heeft de voorzitter gerede twijfel of de Afdeling het bestreden besluit in de bodemzaak in stand zal laten.
4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden van het verzoek behoeven geen bespreking.
5. De raad dient ten aanzien van [verzoekster] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Het verzoek om de raad te veroordelen in de kosten die zijn gemaakt voor het opstellen van twee deskundigenrapporten wordt afgewezen, nu die rapporten niet van betekenis zijn geweest voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Strijen van 25 juni 2013;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Strijen tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Strijen aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2013
483.