ECLI:NL:RVS:2013:1754
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- V. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake invordering van een dwangsom door het college van burgemeester en wethouders van Opmeer
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 7 maart 2013 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De zaak betreft de invordering van een dwangsom van € 2000,00 door het college van burgemeester en wethouders van Opmeer, na het constateren van illegale bouwwerkzaamheden op het perceel van de appellant. Het college had op 2 juli 2010 besloten om over te gaan tot invordering van de dwangsom, nadat eerder een last onder dwangsom was opgelegd voor het staken van de bouwwerkzaamheden zonder de vereiste bouwvergunning.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de appellant geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom, en dat de gronden die de appellant naar voren bracht niet relevant waren voor de rechtmatigheid van de invordering. De appellant stelde dat het bouwwerk bouwvergunningvrij was en dat de bouwstop niet mondeling was medegedeeld, maar deze argumenten werden door de rechtbank als niet relevant voor de invordering beschouwd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 september 2013 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellant als een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. Na de behandeling van de zaak heeft de Afdeling geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank bevestigt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.