201302796/1/R2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Ermelo,
2. [appellant sub 2] en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Ermelo,
3. [appellant sub 3], wonend te Ermelo,
4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B](hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), beiden wonend te Ermelo,
5. [appellant sub 5] en anderen, allen wonend te Ermelo,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Haakarm B.V. (hierna: Haakarm B.V.), gevestigd te Uddel, gemeente Apeldoorn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Ermelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Ermelo" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en anderen en Haakarm B.V. beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 4] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. R. Scholten, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door E.J. Wallet- de Bruin, bijgestaan door [appellant sub 3], [appellant sub 3], [appellant sub 4], bijgestaan door mr. J.H. van Keeken, advocaat te Harderwijk, [appellant sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door mr. de Blauw, advocaat te Ermelo, Haakarm B.V., vertegenwoordigd door A. Strijbis, bijgestaan door ir. H.W. Droog, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S. Veltmaat en ing. P. Beelen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende B], als belanghebbende, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft grotendeels een conserverend karakter en voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor een groot gedeelte van de bebouwde kom van Ermelo.
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" heeft vastgesteld voor de gronden gelegen naast zijn woning aan de [locatie] (hierna: de gronden). Hij voert hiertoe aan dat hij eigenaar is van de gronden en voornoemde bestemming niet overeenkomt met het feitelijk gebruik van de gronden als tuin. Volgens [appellant sub 1] wekt de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" ten onrechte de indruk dat sprake is van een weg voor ontsluiting van de percelen van diverse omwonenden.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" voor de gronden passend is. De raad wijst er in dit verband op dat de gronden door omwonenden gebruikt worden voor het met de auto bereiken van de achterzijde van hun perceel en dat de gronden onder het voorgaande plan "Kom Ermelo 1998" de bestemming "Verblijfsdoeleinden" hadden.
3.2. Ingevolge artikel 27, lid 27.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen.
3.3. Aan de gronden is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend in verband met de ontsluiting van de aanliggende percelen. Niet in geschil is dat de bewoners van de Prinsesselaan 11 en Julianalaan 22 via de gronden van [appellant sub 1] een ontsluiting van en naar de garages aan de achterzijde van hun perceel hebben.
De Afdeling overweegt dat bestaande eigendomsverhoudingen uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen doorslaggevende betekenis hebben in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan. Dit is slechts anders indien op voorhand duidelijk is dat de eigendomsverhoudingen aan de verwezenlijking van de bestemming binnen de planperiode van tien jaar in de weg staan. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Vast staat dat de gronden ten tijde van de vaststelling van het plan werden gebruikt voor ontsluiting van het perceel van [appellant sub 1] en de aanliggende percelen aan de Prinsesselaan 11 en Julianalaan 22. Nu de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" aansluit bij de bestemming "Verblijfsdoeleinden" in het voorgaande plan heeft de raad, mede gelet op het feitelijk gebruik van de gronden, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de bestemming te wijzigen in de door [appellant sub 1] bedoelde zin.
In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" aan de gronden heeft kunnen toekennen. Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4]
5. [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat aan de gronden gelegen aan de voorzijde van het perceel Stationsstraat 48 ten onrechte de functieaanduiding "terras" binnen de bestemming "Verkeer" is toegekend, nu de raad de belangen van een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden en de belangen van een goed vestigingsklimaat ten behoeve van de kapsalon bij de vaststelling van het plan niet heeft afgewogen. Zij voeren hiertoe aan dat een terras ter plaatse zal leiden tot een onevenredige hinder door geluid alsmede tot een verminderde bereikbaarheid van onder andere de kapsalon.
Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat de raad evenmin de aspecten van parkeren en verkeersveiligheid in de belangenafweging heeft betrokken. Volgens hen heeft het realiseren van het terras een verlies van parkeerplaatsen tot gevolg. Voorts betogen zij dat, voor zover de raad de vervallen vier openbare parkeerplaatsen heeft beoogd te compenseren aan de achterzijde van de onderneming gevestigd op het perceel Stationsstraat 48, de raad ter plaatse van die gronden de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" in plaats van de bestemming "Gemengd" had moeten toekennen.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het terras ter plaatse ruimtelijk passend is, nu het terras is gelegen in het levendige uitgaansgebied van het centrum van Ermelo. Voorts stelt de raad dat, hoewel op grond van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Ermelo 2011 (hierna: APV 2011) geen terrasvergunning is vereist, artikel 2.4 van de APV 2011 als juridisch kader voor het exploiteren van een terras geldt. De raad stelt dat het tweede lid van voornoemd artikel verwijst naar de Beleidsregel terrassen Ermelo 2012 (hierna: het terrassenbeleid), waarin is vastgelegd aan welke voorwaarden een terras dient te voldoen ter bescherming van onder meer het woon- en leefklimaat. Over de door [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gevreesde hinder stelt de raad derhalve dat het exploiteren van het terras voldoet aan de gestelde voorwaarden in artikel 2.4 van de APV 2011 en het terrassenbeleid van de gemeente Ermelo.
Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat binnen de bestemming "Gemengd" met de functieaanduiding "horeca in de categorieën 2.2 en 2.4 van de Lijst van horecabedrijven" parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De parkeerplaatsen die ten behoeve van het terras zijn verwijderd, kunnen daarmee aan de achterzijde van het perceel Stationsstraat 48 binnen voornoemde bestemming worden gecompenseerd.
5.2. Ingevolge artikel 11, lid 11.1, onder 11.1.1, aanhef en onder j, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor horeca in de categorieën 2.2 en 2.4 van de Lijst van horecabedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2 + 2.4’.
Ingevolge artikel 24, lid 24.1, aanhef en onder d, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor terrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘terras’.
5.3. Ingevolge artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de APV 2011 is het verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
Ingevolge het tweede lid kan het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen.
5.4. Aan de gronden gelegen aan de voorzijde van het perceel Stationsstraat 48 is binnen de bestemming "Verkeer" de functieaanduiding "terras" toegekend. De gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de mogelijkheid om terrassen te exploiteren dienen te worden meegewogen bij de vaststelling van het plan. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan gaat het daarbij om de beoordeling en de afweging of een bestemming die terrassen toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Uit de stukken is gebleken dat de raad de consequenties van het exploiteren van het terras voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en voor het vestigingsklimaat ten behoeve van de kapsalon in zijn ruimtelijke afweging heeft betrokken. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het terras ter plaatse ruimtelijk passend is, nu het terras is gelegen in het levendige uitgaansgebied van het centrum van Ermelo. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat de benodigde maatregelen om overlast te beheersen en te handhaven worden geregeld in de APV 2011 en het terrassenbeleid.
5.5. Voorts heeft de raad toegelicht dat bij het realiseren van het terras voorzieningen zijn getroffen om de doorstroming van voetgangers op het trottoir niet te belemmeren en het terras het veilig gebruik van de weg verbetert, nu door het vervallen van vier parkeerplaatsen aan de voorzijde van het perceel Stationsstraat 48 de verkeerssituatie overzichtelijker is geworden. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad hierin niet kan worden gevolgd.
Daarnaast is uit de stukken gebleken dat het verlies van de vier parkeerplaatsen aan de voorzijde van het perceel Stationsstraat 48, die ten behoeve van het terras zijn verwijderd, aan de achterzijde van het perceel Stationsstraat 48 zijn gecompenseerd en de parkeerplaatsen aldaar dienen voor openbaar gebruik. In dit verband wordt overwogen dat, gelet op artikel 11, lid 11.1, onder 11.1.1, van de planregels, aan de achterzijde van het perceel Stationsstraat 48 ter plaatse van de bestemming "Gemengd" parkeervoorzieningen ten behoeve van voornoemde bestemming zijn toegestaan. Dat ter plaatse tevens de functieaanduiding "horeca van categorie 2.2 + 2.4" is gelegd brengt, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, niet met zich dat uitsluitend daarbij behorende parkeervoorzieningen zijn toegestaan. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ter plaatse van de gronden gelegen aan de achterzijde van het perceel Stationsstraat 48 niet in redelijkheid de bestemming "Gemengd" heeft kunnen toekennen. Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het terras de bereikbaarheid van onder andere de kapsalon belemmert gelet op het verlies van de vier parkeerplaatsen aan de voorzijde van het perceel Stationsstraat 48, overweegt de Afdeling dat deze parkeerplaatsen in de nabijheid van de kapsalon zijn gecompenseerd en de afstand van die parkeerplaatsen tot de kapsalon beperkt is. Hierbij wordt voorts in aanmerking genomen dat in de nabijheid van de kapsalon ook nog andere parkeermogelijkheden zijn. Het betoog faalt.
6. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 2] en anderen, [appellant sub 3] en [appellant sub 4] ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 5] en anderen
7. [appellant sub 5] en anderen betogen dat het plan ten onrechte niet voorziet in de bouwmogelijkheid om op de gronden gelegen aan de Dwarsweg 29 binnen de bestemming "Wonen" een twee-onder-een-kap-woning te kunnen realiseren. Zij voeren hiertoe aan dat het voorgaande plan wel in een dergelijke bouwmogelijkheid voorzag en de raad het vervallen van de bouwmogelijkheid onvoldoende heeft gemotiveerd.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het plan is aangesloten bij de feitelijke situatie ter plaatse ten tijde van de vaststelling daarvan. Hij acht het bij recht mogelijk maken van een twee-onder-een-kap-woning op deze gronden ruimtelijk gezien onwenselijk. Voorts stelt de raad dat [appellant sub 5] en anderen voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen bouwplan voor het toevoegen van een woning hebben ingediend.
7.2. Ingevolge artikel 29, lid 29.2, onder 29.2.2, aanhef en onder c, van de planregels geldt voor hoofdgebouwen binnen de bestemming "Wonen" dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan dit aantal.
7.3. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Aan de gronden gelegen aan de Dwarsweg 29 is de bestemming "Wonen" toegekend. Uit de verbeelding bij het plan volgt dat het maximum aantal wooneenheden op dit perceel één is. De raad heeft hiermee willen aansluiten bij de feitelijke situatie ter plaatse. Ter zitting heeft de raad naar voren gebracht dat het bij recht mogelijk maken van een twee-onder-een-kapwoning, gelet op de openheid van het straatbeeld en het karakter van de wijk, niet wenselijk is. In hetgeen [appellant sub 5] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het behoud van de openheid van het straatbeeld en het karakter van de wijk dan aan het belang van [appellant sub 5] en anderen bij het behoud van de bouwmogelijkheid voor het realiseren van een twee-onder-een-kap-woning. De raad heeft hierbij in aanmerking mogen nemen dat [appellant sub 5] en anderen voorafgaand aan de vaststelling van het plan geen bouwplan voor het toevoegen van een woning hebben ingediend waar de raad rekening mee had moeten houden.
Over de door [appellant sub 5] en anderen gemaakte vergelijking met het naburig gelegen perceel aan de Dwarsweg 23-25 waar wel een twee-onder-een-kap-woning is gerealiseerd, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat op voornoemd perceel reeds voor de vaststelling van het plan een twee-onder-een-kap-woning is verwezenlijkt. In hetgeen [appellant sub 5] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door hen genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Het beroep van [appellant sub 5] en anderen geeft derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad voor gronden gelegen aan de Dwarsweg 29 binnen de bestemming "Wonen" een bouwmogelijkheid voor een twee-onder-een-kap-woning had moeten toestaan. Het betoog faalt.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Het beroep van Haakarm B.V.
9. Haakarm B.V. richt zich tegen het plan voor zover niet aan het gehele bouwvlak op het perceel Stationsstraat 21 de functieaanduiding "detailhandel" is toegekend. Haakarm B.V. verwijst in dit verband naar het aangrenzende perceel Stationsstraat 17 en andere percelen in de omgeving waar de functieaanduiding "detailhandel" wel voor het gehele bouwvlak geldt. Haakarm B.V. voert voorts aan dat het plan ten onrechte niet voorziet in een maximale goot- en bouwhoogte van 6 meter respectievelijk 11 meter voor het gehele bouwvlak op zijn perceel.
9.1. Over de door Haakarm B.V. gemaakte vergelijking met het aangrenzende perceel Stationsstraat 17 en andere percelen in de omgeving, waar aan het gehele bouwvlak de functieaanduiding "detailhandel" is toegekend, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie omdat onder het voorgaande plan, anders dan voor het perceel Stationsstraat 21, ter plaatse de functieaanduiding "detailhandel" voor het gehele perceel was opgenomen dan wel ten tijde van de vaststelling van onderhavig plan het gehele perceel feitelijk werd gebruikt voor detailhandel. De raad heeft aangegeven zich bij de vaststelling van dit plan in zoverre te hebben willen aansluiten bij de rechten zoals die op grond van het voorheen geldende plan golden dan wel het bestaande feitelijke gebruik ter plaatse. Dat zowel op het perceel Stationsstraat 17 als op het perceel Stationsstraat 21 een gedeelte van de bebouwing niet in gebruik is als verkoopvloeroppervlakte maar als bevoorrading- en opslagruimte doet er volgens de raad niet aan af dat ter plaatse van eerstgenoemd perceel sprake is van bestaande rechten die in het plan zijn gerespecteerd. Nu onder het voorgaande plan niet aan het gehele bouwvlak op het perceel Stationsstraat 21 de functieaanduiding "detailhandel" was toegekend en uit de stukken niet is gebleken dat de gehele bebouwing op het perceel Stationsstraat 21 gebruikt wordt voor detailhandel, ziet de Afdeling in hetgeen Haakarm B.V. heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door Haakarm B.V. genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie. De Afdeling ziet ook anderszins geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid, net als onder het voorgaande plan, heeft kunnen afzien van de functieaanduiding "detailhandel" voor het gehele bouwvlak op het perceel Stationsstraat 21. Het betoog faalt.
9.2. Het betoog van Haakarm B.V. dat niet voor het gehele bouwvlak op het perceel Stationsstraat 21 een maximale goot- en bouwhoogte van 6 meter respectievelijk 11 meter is toegekend, mist feitelijke grondslag. De Afdeling stelt vast dat de maatvoeringsaanduiding van een maximale goot- en bouwhoogte van 6 meter respectievelijk 11 meter ter plaatse voor het gehele bouwvlak geldt.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Slot
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
343-772.